In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.
voltooid deelwoord=
participio
ww op -ar= ado cant ado
ww op -er= ido com ido
ww op -ir= ido viv ido
let op:
het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar!!!!!
hulp-ww
Haber:
he
has
ha
hemos
habéis
han
onregelmatige
decirponer
ver
abrir
escribir
hacer
volver
leer
participios
dicho
puesto
visto
abierto
escrito
hecho
vuelto
leído
woorden als : hoy, esta mañana, esta semana , todavía, ya, alguna vez, siempre, nunca geven aan dat er een relatie is met het heden en worden gebruikt met de presente perfecto:
Hoy he trabajado mucho
Esta tarde hemos almorzado en casa etc.
unas camisetas naranja naranja = onveranderlijk
unos vestidos naranja
las flores violeta violeta= onveranderlijk
los papeles violeta
un delfín rosa rosa = mnl en vrl maar
unos delfines rosas (!) heeft wel meervoudsvorrm:
rosas
maak vergelijkingen
ejemplo: la chica tiene tantos libros como el chico
Verbos reflexivos zijn wederkerende werkwoorden:
in het Spaans bijv. : lavarse
in het Nederlands : zich wassen
De vervoeging:
yo me lavo ik was me
tú te lavas jij wast je
él, ella,usted se lava hij, zij, u wast zich
nosotros nos lavamos wij wassen ons
vosotros os laváis jullie wassen je
ellos, ellos, ustedes se lavan zij wassen zich
Verbos reflexivos zijn wederkerende werkwoorden:
in het Spaans bijv. : lavarse
in het Nederlands : zich wassen
De vervoeging:
yo me lavo ik was me
tú te lavas jij wast je
él, ella,usted se lava hij, zij, u wast zich
nosotros nos lavamos wij wassen ons
vosotros os laváis jullie wassen je
ellos, ellos, ustedes se lavan zij wassen zich
llamarse= heten acostarse=naar bed gaan
levantarse=opstaan vestirse=z.aankleden
afeitarse= z.scheren lavarse=z.wassen
ducharse=z.douchen divertirse=z.vermaken
irse=weggaan aburrirse=z.vervelen
relajarse=z.ontspannen
encontrarse con=ontmoeten
Hola:
Me llamo Elisa. Siempre me levanto a las 7 y después me ducho. Después del desayuno me voy a la escuela. Delante de la escuela me encuentro con mis amigas.