zakelijk gesprek

Zakelijk gesprek 
Deze les gaan het we het hebben over gesprekken en sluiten af met een spreektaak, namelijk een zakelijk gesprek voeren. 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zakelijk gesprek 
Deze les gaan het we het hebben over gesprekken en sluiten af met een spreektaak, namelijk een zakelijk gesprek voeren. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:

- welke gespreksdoelen er zijn;
- het verschil tussen persoonlijke en zakelijke gesprekken
- wat de 5W1H vragen zijn en het verschil tussen open en gesloten vragen. 
- hoe je een (zakelijk) gesprek, voert en observeert.

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
Denk aan vier verschillende gesprekken die je vandaag of gisteren hebt gevoerd. Noteer kort waar die gesprekken over gingen en waarom je ze voerde.
Wat kun je goed als het gaat om gesprekken voeren met anderen en wat kun je nog leren?
Ben je vooral goed in praten of juist in luisteren?


Slide 3 - Tekstslide

Gesprekken???
Een gesprek is een communicatie tussen ten minste 2 personen. 
Je hebt een spreker (zender), die de boodschap vertelt en een luisteraar (ontvanger), diegene die de boodschap ontvangt. 





De ontvanger reageert op de zender waardoor de rollen omdraaien, de ontvanger wordt zender en de zender wordt ontvanger.



Slide 4 - Tekstslide

Doel van een gesprek 
Je kunt met een gesprek meer dan één doel hebben. Het belangrijkste doel noem je het hoofddoel




Bedenk eens bij elk doel een situatie. Je mag die situatie zelf meegemaakt hebben. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke doelen zie je
terug in het filmpje?
A
informatie geven of krijgen
B
je mening geven
C
jezelf of de ander vermaken
D
je aan het denken zetten

Slide 6 - Quizvraag

Gesprekken
Persoonlijk gesprek

Je spreekt met een bekende en het gesprek mag over van alles gaan: school, hobby’s, familie, vakantie, enzovoorts. Je mag ook van het onderwerp afdwalen. 

De toon van het gesprek is informeel: je zegt je tegen elkaar, noemt elkaar bij de voornaam en je praat zoals je altijd doet.

Slide 7 - Tekstslide

Zakelijk gesprek
Bij een zakelijk gesprek spreek je met een onbekende en gelden meestal deze twee gespreksdoelen: informatie geven/krijgen of je mening geven. 

Bij deze gesprekken gelden daarom andere afspraken:
• je blijft je bij je onderwerp;
• je toon is formeel:
- je zegt mevrouw of meneer;
- je spreekt de ander aan met u;
- je gebruikt nette woorden en praat op een nette manier:

Slide 8 - Tekstslide


Je belt naar de gemeente om een afspraak te maken voor het aanvragen van een paspoort.
.
A
persoonlijk
B
zakelijk

Slide 9 - Quizvraag

Een vriend belt je om dit weekend iets af te spreken.

A
persoonlijk
B
zakelijk

Slide 10 - Quizvraag

Je belt een scoutingvereniging omdat je graag lid wilt worden
A
persoonlijk
B
zakelijk

Slide 11 - Quizvraag

Vragen stellen
In een zakelijk telefoongesprek wil je de informatie krijgen die je nodig hebt of duidelijk uitleggen wat je klacht is, zodat die ook serieus behandeld zal worden. Bedenk daarom van tevoren welke vragen je gaat stellen. Gebruik hiervoor de 5W1H-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe. 

Bedenk ook dat je zowel open als gesloten vragen kunt stellen.






open vraag = Een vraag die vaak begint met wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Je kunt er niet met ja of nee op antwoorden.
Gesloten vraag = Een vraag die je met ja of nee kunt beantwoorden.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe kan ik een nieuwe identiteitskaart krijgen?

A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 13 - Quizvraag


Waar (bij welke afdeling) moet ik zijn?

A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 14 - Quizvraag

Naar wie (welke persoon) moet ik vragen?

A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer (op welke tijden) kan ik daar terecht?

A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 16 - Quizvraag

Wat moet ik meenemen?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 17 - Quizvraag

Spreektaak 
Werk in viertallen aan de spreektaak van het werkblad.
In deze spreektaak zijn er vier rollen: de spreker (klant), de medewerker van de telefoonwinkel en twee observanten.

Zie werkblad. 

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Hoe is de spreektaak gegaan?
Wat vind je nog moeilijk en wil je vaker oefenen?

Slide 19 - Tekstslide