DV 32/42

Week 2 Herpeten
Spijsverteringsstelsel amfibieën & voersoorten reptielen.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 2 Herpeten
Spijsverteringsstelsel amfibieën & voersoorten reptielen.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Onderdelen en functies van het spijsverteringsstelsel bij herpeten herkennen en benoemen.
- Herkennen van verschillende soorten voersoorten en supplementen

Slide 2 - Tekstslide

Amfibie
- Koudbloedig
- Tweeslachtig
- Geen haar
- Gebruiken 10% energie
-  Weinig voeding nodig
-  Voornamelijk carnivoor, in het larvestadium herbivoor
- Vertering vindt alleen plaats als het warm is!

Slide 3 - Tekstslide

Transport
- Hoe wordt zuurstof getransporteerd?
- Hebben amfibieën een dubbele of enkele bloedsomloop?
- Waarvoor moet er zuurstof door het lichaam verplaatst worden?

Slide 4 - Tekstslide

Organen 
Schrijf alle organen van het spijsverteringsstelsel op.
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Kikker (mondholte)
- Larven
   - voedsel wordt verkleind met tanden
- Kikkervisjes
     - Filteren voedseldeeltjes

Slide 6 - Tekstslide

Tong kikker
- Kleverig
- Gericht snel wegschieten en intrekken
- Prooi wordt vastgegrepen
- Met gesloten ogen
Uitzonderingen:
- Tongloos
- Tong vast aan de bek

Slide 7 - Tekstslide

Het gebit
- In zijn geheel opgegeten
- Geen onderscheid in tanden
- Hap - slik - weg!
- Gebit verschilt per amfibie

Slide 8 - Tekstslide

Zintuigen
- Alle 5 zintuigen
- Verschilt per amfibie
- Zintuigen kikker

Ogen:
- kunnen 360 graden kijken, verticaal en rond
- Neemt alleen vormen waar
- Van nature bijziend tot 6 centimeter
- Afzonderlijk van elkaar bewegen

Slide 9 - Tekstslide

Keel
- Strottenklepje zorgt bij het slikken dat voedsel de maag in gaat en niet in de longen.
- Strottenklep staat open om lucht naar de longen toe te laten.

Slide 10 - Tekstslide

Slokdarm
- Slappe dunne buis
- Bestaat uit twee spierlagen
     - Kringspieren (in de rondte)
     - Lengtespieren (in de lengte)
- Duwen voedsel naar de maag
- Peristaltische bewegingen

Slide 11 - Tekstslide

Maag-darmkanaal

Slide 12 - Tekstslide

Alvleesklier
- Maakt verteringssappen aan voor de vertering van het voedsel.
- Maakt hormonen voor de opslag van suikers.

Slide 13 - Tekstslide

Lever en galblaas
- Onschadelijk maken ongewenste stoffen
      - Gifstoffen, medicatie en afvalstoffen
- Opslag nuttige stoffen
     - vetten, suikers en vitamines
- Aanmaak nuttige stoffen
     - vitamines
- Produceren gal
      - Galblaas slaat gal tijdelijk op
      - Galblaas staat gal af aan de dunne darm

Slide 14 - Tekstslide

Dunne darm
- Bij planteneters langer dan bij vleeseters
- Lengte ligt aan de diersoort
- Voedseldeeltjes worden verkleind
- Opnemen van voedingsstoffen in het bloed

Slide 15 - Tekstslide

Dikke darm
- Water wordt onttrokken en afgegeven
- Ontlasting bestaat uit voedselresten, afgestorven darmcellen, overgebleven verteringssappen en bacteriën

Slide 16 - Tekstslide

Cloaca

Slide 17 - Tekstslide

Voersoorten

Slide 18 - Tekstslide

Welke soorten voeding zijn er voor reptielen?

Slide 19 - Woordweb

Voersoorten
- Dierlijke producten
- Insecten (ongewervelden)
- Groenten en fruit
- Water

Slide 20 - Tekstslide

Dierlijke producten
- Karkassen
- Hele prooi
- Vlees
- Vissen
- Schaaldieren
- Eieren
- Insecten en andere ongewervelde dieren

Slide 21 - Tekstslide

Dierlijke producten
- Eiwitkwaliteit is hoog
  goede verteerbaarheid
  goede biologische waarde
- Keratine (haren, veren, nagels) is slecht verteerbaar.
- Collageen (bot en pezen) is slecht verteerbaar.

Slide 22 - Tekstslide

Biologische waarde
- Wordt bepaald door de aminozurensamenstelling.
- Hoe meer het lijkt op lichaamseiwit hoe hoger.
- Hoogste waarde in eieren, melk en een compleet dier.


Slide 23 - Tekstslide

Bevindingen vlees 
Eiwitten goed vertegenwoordigd, overige waarden te laag.
IJzergehalte is laag, door het leegbloeden verdwijnt het ijzer.
Hoog vetgehalte in vlees voorkomt plek voor andere voedingsstoffen.
Advies: Zo volledig mogelijke prooidieren aanbieden/voeren.



Slide 24 - Tekstslide

Insecten (ongewervelden)
- Insecteneters eten meer dan alleen insecten
 - spinachtigen, kreeftachtigen (pissebedden), slakken en wormen
- Voederdieren zijn geselecteerd op kweek (veelal plaagdieren).
- Samenstelling varieert sterk =
     Vrijwel onmogelijk zonder supplementen.


Slide 25 - Tekstslide

Calcium en fosfor
- Inwendig skelet ontbreekt bij ongewervelden:
1. Exoskelet opgebouwd uit ‘chitine’
2. (extreem) laag calciumgehalte 
3.Ongunstige verhouding

Slide 26 - Tekstslide

Supplementeren
Buitenkant bepoederen met supplement
  let op verschillen bij kleine en grote prooidieren
  supplement spoelt gemakkelijk weg

Voedseldieren voeding verstrekken met calcium
  calcium verstoort het vervellingsproces en dieren sterven
  van calcium voorzien kort voor ze gevoerd worden


Slide 27 - Tekstslide

Hygiëne
Resten dienen volgens de wettelijke vastgelegde procedures afgevoerd te worden.
Volg bedrijfsvoorschriften nauwkeurig.

Slide 28 - Tekstslide

Aanbieden voedseldieren
Probeer waar mogelijk te variëren
Ook ongewervelden uit andere klassen zijn een waardevolle aanvulling
Gebruik eventueel surplus dieren als voedseldieren
 - wandelende takken, kakkerlakken, agaatslakken etc.

Slide 29 - Tekstslide

Groente en fruit
- Biologisch gezien is fruit het deel van de plant met de zaden.
- Bij voeding verstaan we onder fruit plantaardige producten die zoet en vlezig zijn en rauw eetbaar.

- Frugivoren

Slide 30 - Tekstslide

Conclusie fruit
- Eiwitarm
- Wild fruit bevat meer vezels.
- Suikers in gekweekt fruit 2x zo hoog.
         - Overgewicht en verschijnselen van suikerziekte
         - Fruit verdringt andere voedingsproducten
- Veel fruit bevat net zoveel vitamine C als groente
- Goed als beloning of voor medicatie

Slide 31 - Tekstslide

Conclusie groente
- Groente komt iets meer overeen met natuurlijk fruit.
- Gehalten verschillen onderling (sterk).
- Wortel lijkt qua gehalten op fruit.

Slide 32 - Tekstslide

Gevaarlijke groente
- Koolsoorten bevatten ‘goitrogene’ en blokkeren opname van jodium = schildklierproblemen.
- Ongekookte peulvruchten bevatten gifstoffen om de vrucht te beschermen. Bevat veel zetmeel wat slecht te verteren valt.
- Groene delen van de aardappel(plant) bevatten ‘solanine’. = diarree en braken.

Slide 33 - Tekstslide

Waar hangt de waterbehoefte vanaf

Slide 34 - Woordweb