6.2 Fascisme en nationaalsocialisme klas 3

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is fascisme?

Slide 2 - Woordweb

Kenmerken fascisme:
1. Ondemocratisch: er zijn geen verkiezingen, er is 1 persoon/ partij de baas
    ( = dictatuur).
2. Individu is ondergeschikt aan de staat/massa: het belang van het
     land staat voorop . Een individu moet het land dienen: jij dient het leger,   
     zodat het leger het land beter kan maken. 
3. Leidersbeginsel: 1 leider (dictator) bepaald alles.
4. Militaristisch -> verheerlijking geweld: elk conflict (tussen individuen en
     landen) wordt opgelost met geweld.


Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken fascisme:
5. Totalitair: de staat controleert/ beheerst alles. Hitler bepaald
     welke lessen de kinderen op school krijgen. VB. rol
     legerleiding Duitsland in WOI: door hen verloor DUI de oorlog.
6. Ongelijkheid van mensen: sterk boven zwak, man boven
     vrouw, Rassenleer:  sommige mensen zijn beter (sterker/
     slimmer). Is niet erg, want je hebt soms sterke/ slimme
     mensen nodig. Arisch/ Duits is boven Joods, volgens Hitler.



Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken fascisme:
7.  Anti-beweging: Hitler is tegen democratie, tegen gelijkheid
     van mensen, tegen bepaalde zwakheden van mensen (ziekte
     en handicap), etc.
8. Gaat uit van gevoel, niet het verstand: 8. Als iets goed voelt
     moet je dat doen en niet te lang over nadenken (verstand).
Fascisme vanaf 1922, Italië, Mussolini
Nationaal-socialisme vanaf 1929, Duitsland, Hitler

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
In de volgende dia's komen er een aantal tekstbronnen voorbij. Neem de aantekening met de kenmerken van het fascimse erbij en koppel het kenmerk aan de bron.

Doe dit zo:
bron 1: -kenmerk-
Je hoeft nu niet op te schrijven waarom je het kenmerk kiest.

Slide 6 - Tekstslide

Bron 1 Een uitspraak van Hitler:
‘Ik neem aan dat de gewone partijgenoot zich toch altijd gemakkelijker zal vergissen dan zijn plaatselijke leider en dat de plaatselijke leider zich altijd nog gemakkelijker zal vergissen dan zijn kringleider en dat de kringleider zich altijd nog eerder zal vergissen dan zijn gouwleider. En u zult niet beledigd zijn als ik aanneem dat ook gouwleiders het dan nog altijd eerder bij het verkeerde eind hebben dan dat ik het bij het verkeerde eind heb.’

Slide 7 - Open vraag

Bron 2 Een uitspraak van Mussolini:
‘Het fascisme is anti-individualistisch en stelt zich als zodanig in dienst van de staat. In zoverre het individu opgaat in de staat, waardoor het individu pas volledig tot zijn recht komt en waaraan het individu zijn hoogste waarde ontleent, staat het fascisme achter het individu.’

Slide 8 - Open vraag

Bron 3 Een uitspraak van Hitler:
‘Dat is alleen maar een helemaal waardeloze oppervlakkige intellectuelenlaag, die totaal misvormd is en gedeeltelijk verjoodst. Zij staat steeds met kritische terughoudendheid tegenover de problemen. Zich voor een ideaal opofferen, daar houden zij helemaal niet van.’

Slide 9 - Open vraag

Bron 4 Een uitspraak van Hitler:
‘Vergeet uw beroep, vergeet uw stand, vergeet uw afkomst, vergeet uw godsdienst, denkt aan dat wat voor u was en na ons zijn moet: aan Duitsland.’

Slide 10 - Open vraag

Bron 5 Een uitspraak van Mussolini:
‘Voor alles gelooft het fascisme noch aan de mogelijkheid, noch aan het nut van een duurzame vrede. Het verwerpt het pacifisme, dat een vlucht voor de strijd, een ontwijken van de opoffering maskeert. Alleen de oorlog brengt een inspanning van alle menselijke krachten en geeft werkelijke edelheid aan een volk.’

Slide 11 - Open vraag

Bron 6 Een uitspraak van Mussolini:
‘Het fascisme keert zich tegen de democratie die het volk gelijkstelt met de meerderheid en het verlaagt tot massa. Het fascisme is een betere vorm van de democratie die het volk ziet zoals het dient te zijn, die de kwaliteiten beziet en niet de hoeveelheid.’

Slide 12 - Open vraag

Bron 7 Een uitspraak van Hitler:
‘Wanneer men de mensheid in drie soorten zou indelen: in cultuurscheppers, cultuurdragers en cultuurvernietigers, dan kwam als vertegenwoordiger van de eerste soort alleen de Ariër in aanmerking.’

Slide 13 - Open vraag

Antwoorden:
Bron 1: Leidersbeginsel
Bron 2: Individu is ondergeschikt aan de massa/staat
Bron 3:  Gaat uit van gevoel, niet het verstand
Bron 4: Individu is ondergeschikt aan de staat/massa
Bron 5: Militarstisch -> verheerlijking geweld
Bron 6: Ondemocratisch
Bron 7: Ongelijkheid van mensen

Slide 14 - Tekstslide