GL 3H CH3 gram D - 1

Chapitre 3 - grammaire D
Le passé composé
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 3 - grammaire D
Le passé composé

Slide 1 - Tekstslide

L'objectif
  • Ik kan de passé composé met avoir en être gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Le passé composé:
1. Qu'est-ce que c'est?
2. Comment conjuguer un verbe au passé composé?

Slide 3 - Woordweb

Noteer de voltooid deelwoorden van:
parler, finir en vendre

Slide 4 - Open vraag

passé composé
avoir                                être                                                        voltooid deelwoord
j'ai                                    je suis                                                    manger --> mangé  -> é
tu as                               tu es                                                        choisir --> choisi    --> i
il a                                    il est                                                        descendre --> descendu --> u
nous avons                 nous sommes
vous avez                    vous êtes                                              être
ils ont                            ils sont                                                   vrouwelijk + e, meervoud + s

Slide 5 - Tekstslide

Avoir, être, faire en prendre
  • De passé composé van deze werkwoorden is onregelmatig.

avoir -> j'ai eu (ik heb gehad)
être -> j'ai été (ik ben geweest)
faire -> j'ai fait (ik heb gedaan / gemaakt)
prendre -> j'ai pris (ik heb genomen)

Slide 6 - Tekstslide

hij heeft gespeeld
wij zijn vertrokken
zij zingen
jij maakt af
u heeft teruggegeven
nous sommes partis
tu finis
il a joué
vous avez rendu
elles chantent

Slide 7 - Sleepvraag

Wat gebeurt er bij het voltooid deelwoord wanneer je het hulpwerkwoord 'être' gebruikt?

Slide 8 - Open vraag

Quelle forme est correcte?
A
Marie a allé
B
Marie est allé
C
Marie a allée
D
Marie est allée

Slide 9 - Quizvraag

Jij bent geweest
A
Tu es été
B
Tu est été
C
Tu as êtré
D
Tu as été

Slide 10 - Quizvraag

Quelle forme est correcte?
A
Tu as choisi ton cadeau
B
Tu es choisi ton cadeau
C
Tu as choisir ton cadeau
D
Tu es choisir ton cadeau

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitgang krijgt het voltooid deelwoord in de passé composé bij werkwoorden op -re?

Slide 12 - Open vraag

Ik heb genomen
A
J'ai pris
B
J'ai prendré
C
J'ai prise
D
J'ai prenné

Slide 13 - Quizvraag

vervoeg
rendre, je, passé composé

Slide 14 - Open vraag

vervoeg
finir, tu, passé composé

Slide 15 - Open vraag

vervoeg
manger, ils, passé composé

Slide 16 - Open vraag

vertaal
zij (v) zijn aangekomen

Slide 17 - Open vraag

Au travail! 
Chapitre 3
Faire: exercices 15 et 16
Apprendre: grammaire D - de passé composé

Slide 18 - Tekstslide