Les 2: Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn 4 soorten zelfstandige naamwoorden. Welke

Slide 4 - Open vraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
spelen
B
stoel
C
olifant
D
oma

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel lidwoorden staan er in de volgende zin:

De hond zit aan de lijn en loopt in het gras.

Slide 6 - Open vraag

Welk lidwoord hoort erbij?
het
de
school
boek
park
prullenbak
potlood
deur

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin:

De bank is groen.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin:
Er staat een stoel scheef.
A
scheef
B
stoel
C
staat
D
een

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf het zelfstandig naamwoord en het lidwoord op:

Het regent buiten en de jas is nat.

Slide 10 - Open vraag

In welke zin zit geen lidwoord?
A
De kinderen eten veel broodjes.
B
Zijn boeken liggen op tafel.
C
Het is vandaag eindelijk weekend.
D
Groep 4 loopt op het veld.

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de zelfstandig naamwoorden naar wel  en de andere woorden naar niet. 
wel
geen
boom
kist
knutselen
moeder
Frank 
maak

Slide 12 - Sleepvraag

In welke zin staat een lidwoord?
A
Verdrietig kijkt hij naar zijn juf.
B
Er lopen veel kinderen op school.
C
De grond is heel erg nat.

Slide 13 - Quizvraag

Bedenk een zin met twee zelfstandig naamwoorden.

Slide 14 - Open vraag