Autisme

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
PsychopathologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
-Ik weet wat autisme inhoudt;
-Ik kan minimaal 3 kenmerken noemen;
-Ik kan minimaal 3 tips noemen in de omgang met mensen met autisme.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij autisme?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is autisme? --> Soorten
  • Vroeger kreeg je 1 van de volgende diagnoses: 
  • Klassiek autisme, asperger of PDD-NOS.
  • Nu krijgt iedereen de diagnose ASS --> Autismespectrumstoornis  

Slide 4 - Tekstslide

PDD NOS= Pervasive Development
 Nisorder Not Otherwise Specified

Ontwikkelingsstoornis, niet anderzins omschreven.
Diagnose ASS
  • Er bestaat geen biomarker voor ASS zoals een bloed- of DNA-test. 
  • De diagnose wordt gesteld door een psychiater of een GZ-psycholoog         aan de hand van een aantal gedragskenmerken. 
  • Diagnose wordt gesteld vanaf de leeftijd van 4-5 jaar
  • Symptomen vaak al vanaf 1-2e levensjaar zichtbaar

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DSM-5
DSM-criteria voor Autismespectrumstoornis: 
  • Problemen op het gebied van sociale communicatie en   sociale interactie. 
  • Repetitieve gedragspatronen, beperkte interesses of   activiteiten. 
  • Over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autisme in het kort
  •  1-2%  van de Nederlanders
  • Verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op een kwetsbaarheid op de volgende gebieden: sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken, bewegen en handelen, zintuiglijke prikkelverwerking en het filteren en integreren van informatie.
  • 30% heeft verstandelijke beperking

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waar rekening mee houden in de omgang met mensen met autisme?
-gebruik korte en directe zinnen;
-Vermijd beeldspraak; 'ik kookte van woede' of 'het hart van de stad';
-duidelijk in taal ; niet 'zo meteen', maar 'binnen 5 minuten';
-Wees voorspelbaar;
-let op met grapjes maken;
-zorg voor rust in 'en om' het gesprek.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autismekenmerken komen bij alle mensen in meer of mindere mate voor:
-Zo vinden veel mensen het prettig om vaste routines aan te houden 
-Om zich langere tijd intensief met één onderwerp bezig te houden. 
-Ook problemen op sociaal gebied zijn veel mensen niet vreemd. Een diagnose autisme krijg je pas als deze kenmerken zorgen voor serieuze lijdensdruk of voor grote problemen op levensgebieden als werk, vrije tijd en sociale omgang en relatie.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen jongens en meisjes

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroemde mensen met autisme

Greta Turnberg      Bill Gates          Chanel Lodik 
                                                                   (Marketing vrouw)

Steve Jobs            Vincent van Gogh     Elon Musk (Tesla)             

                                Satoshi Tajiri (bedenker van Pokémon)



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

erfelijke factoren spelen een rol bij het ontstaan van Autismespectrumstoornissen
A
Juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

autismespectrumstoornissen behoren tot de groep van "Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen"
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van autisme?
A
Geen inlevingsvermogen, geen emoties kunnen lezen, behoefte aan structuur.
B
Behoefte aan mindmappen, wisselende begeleiders en vrije tijd.
C
Behoefte aan mindmappen en vrije tijd, geen inlevingsvermogen.
D
Geen emoties kunnen lezen, behoefte aan structuur, behoefte aan vrije tijd.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe ga je als buitenstander om met iemand die autisme heeft?
A
je negeert iemand
B
je vermijdt beeldspraak
C
je gaat een gesprek aan met heel veel vragen
D
je maakt heel veel grapjes

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn de oorzaken van autisme
A
erfelijkheid en ziekte
B
erfelijkheid
C
erfelijkheid en omgevingsfactoren
D
omgeving en ouderdom

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is autisme te genezen?
A
ja
B
nee
C
nee, maar er zijn wel medicijnen die helpen.
D
ja, doormiddel van behandelingen.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel een moeder met een zoontje vraagt aan jou waar je autisme kan laten onderzoeken. Wat zeg je?
A
Dat kan je zelf doen. Door goed te observeren.
B
Bij de huisarts.
C
Bij een psychiater (via doorverwijzing)
D
Door de leraar op school.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met problemen in de 'prikkelverwerking' ?
A
Dat iemand met autisme niet van aanraking houdt
B
Als je brein informatie (prikkels) niet goed filtert
C
Als je zintuigen niet goed werken.
D
Dat iemand met autisme geen prikkels kan oppikken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
-Ik weet wat autisme inhoudt;
-Ik kan minimaal 3 kenmerken noemen;
-Ik kan minimaal 3 tips noemen in de omgang met mensen met autisme.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies