07/11/2022 Lezen H2 les 2

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel
Leg je huiswerk (opdracht 1, blz. 43) op de hoek van je tafel
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel
Leg je huiswerk (opdracht 1, blz. 43) op de hoek van je tafel

Slide 1 - Tekstslide

Nieuw leesboek
www.lezenvoordelijst.nl
Docenten 12 - 15 jaar
Minimaal niveau 2

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken

- Herhaling uitleg tekstverbanden en signaalwoorden (1)

- Werken aan de opdracht 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 op bladzijde 43 

Slide 5 - Tekstslide

Theorie
Tekstverbanden en signaalwoorden

Schrijf je vragen op en ik beantwoord ze na de uitleg.

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverbanden zorgen ervoor dat de tekst één geheel wordt.
Deze tekstverbanden worden aangegeven met signaalwoorden.

Bekende verbanden:
- chronologisch verband
- opsommend verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband

Slide 7 - Tekstslide

Verbanden die je moet kennen
Chronologisch: 
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort - ook jaartallen en data

Opsommend:
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en niet alleen ... (maar) ook - ook liggende streepjes, getallen of dots

Toelichtend:
Bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou 

Tegenstellend: 
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant ... aan de andere kant 

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe verbanden
Concluderen verband:
Geeft een conclusie aan. Staat vaak in het slot.

Redengevend verband:
Geeft een reden aan. De persoon heeft er invloed op.

Oorzakelijk verband:
Geeft aan waardoor iets gebeurt. De persoon heeft er geen invloed op.

Vergelijkend verband:
Geeft een overeenkomst of verschil aan. Denk aan de beeldspraak vergelijking.

Slide 9 - Tekstslide

Begrijp je het?

Slide 10 - Tekstslide

Vergelijkend verband - zelfstandig 3 minuten
De biologen zagen dat de mannetjes uit de bestaande groep in zulke gevallen meer met de vreemde indringers speelden dan met al bekende mannetjes uit hun eigen groep. Vrouwtjes speelden minder in vergelijking met mannetjes. De onderzoekers denken dat de halfapen, net als apen, spelen om conflicten en agressie te voorkomen. Na het spelcontact was er een kleinere kans op agressie tussen de indringer en de groepsleden dan voor het spelen. Omdat conflicten zich vooral tussen mannetjes afspelen, zullen zij vaker aan het spelen slaan dan vrouwtjes.
timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

De biologen zagen dat de mannetjes uit de bestaande groep in zulke gevallen meer met de vreemde indringers speelden dan met al bekende mannetjes uit hun eigen groep. Vrouwtjes speelden minder in vergelijking met mannetjes. De onderzoekers denken dat de halfapen, net als apen, spelen om conflicten en agressie te voorkomen. Na het spelcontact was er een kleinere kans op agressie tussen de indringer en de groepsleden dan voor het spelen. Omdat conflicten zich vooral tussen mannetjes afspelen, zullen zij vaker aan het spelen slaan dan vrouwtjes.

Slide 12 - Tekstslide

Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 4 op bladzijde 45
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, huiswerk voor maandag 14 november
Vragen? Eerst vijf minuten niet, steek daarna je hand op
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk. 


Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Voor volgende week dinsdag 15 november moet opdracht 4 af zijn. 
Schrijf dit op in je plenda. 


Slide 14 - Tekstslide