Grammatica H1 samengestelde zinnen 2CDE

Samengestelde zinnen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Wat weten jullie al?
  • Uitleg samengestelde zinnen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Wat gaan we vandaag leren?
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.

Slide 3 - Tekstslide

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp

Slide 4 - Sleepvraag

Waar denk je aan? 
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Wie of wat + persoonsvorm
Dit vind je met de vraagproef of tijdproef
Alle werkwoorden in een zin

Slide 5 - Sleepvraag

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG) van deze zin?

De leerlingen zaten allemaal gezellig te kletsen.
A
zaten
B
zaten gezellig te kletsen
C
zaten te kletsen
D
zaten kletsen

Slide 7 - Quizvraag

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 8 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met twee persoonsvormen noem je

samengestelde zinnen. 


Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.

In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.



Slide 9 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat  of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Kim leest een boek.      Rick leest een stripverhaal.


Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.



Slide 10 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:


VOORBEELD:

Giel zit op basketbal.       Hij houdt van sporten.


Gielt zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.



Slide 11 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.


VOORBEELD:

De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.

                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 12 - Tekstslide

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het voegwoord: en
- Kavish heeft een boek geleend.
- Hij leest daar dagelijks in.

Slide 13 - Open vraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kavish heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 14 - Quizvraag

Maak een samengestelde zin. Gebruik het voegwoord: daarna.
Ik ga eten. Ik ga huiswerk maken

Slide 15 - Open vraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin?

Ik ga eten, daarna ga ik huiswerk maken.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Wat? Zoek 10 samengestelde zinnen en 10 enkelvoudige zinnen.
Hoe? alleen
Tijd? 10 minuten in stilte, daarna fluisteren
Hulp? Je steekt je hand op, dan kom ik eraan. 
Klaar? Lezen, werken aan een ander vak of verder werken.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf drie dingen
op die je deze les
hebt geleerd. Stel ook één vraag over iets dat je nog niet goed begrepen hebt.

Slide 18 - Open vraag