In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Samengestelde zinnen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Startopdracht
Wat weten jullie al?
Uitleg samengestelde zinnen
Opdrachten maken
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Wat gaan we vandaag leren?
Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
Ik kan voegwoorden herkennen.
Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
Slide 3 - Tekstslide
De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
Slide 4 - Sleepvraag
Werkwoordelijk gezegde
Slide 5 - Tekstslide
Waar denk je aan?
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Wie of wat + persoonsvorm
Dit vind je met de vraagproef of tijdproef
Alle werkwoorden in een zin
Slide 6 - Sleepvraag
Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp
Slide 7 - Sleepvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG) van deze zin?
De leerlingen zaten allemaal gezellig te kletsen.
A
zaten
B
zaten gezellig te kletsen
C
zaten te kletsen
D
zaten kletsen
Slide 8 - Quizvraag
SAMENGESTELDE ZINNEN
Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,
dan noem je die zin een samengestelde zin.
VOORBEELD:
Ik loop naar de bakker. Ik koop een brood.
Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.
Slide 9 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
In iedere zin staat een persoonsvorm.
Zinnen met twee persoonsvormen noem je
samengestelde zinnen.
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.
Slide 10 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:
VOORBEELD:
Kim leest een boek. Rick leest een stripverhaal.
Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.
Slide 11 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:
VOORBEELD:
Giel zit op basketbal. Hij houdt van sporten.
Gielt zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.
Slide 12 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.
VOORBEELD:
De fietser wil graag doorrijden, maar de weg isgeblokkeerd.
pv
pv
geen pv
geen pv
Slide 13 - Tekstslide
Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het verbindingswoord 'en'. - Kavish heeft een boek geleend. - Hij leest daar dagelijks in.
Slide 14 - Open vraag
Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:
Kavish heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3
Slide 15 - Quizvraag
Aan de slag
Maken opdracht 1, 2, 3 en 4 van Taalverzorging Formuleren (bladzijde 30 en 31)