Leesvaardigheid les 6
Welke tekststructuur kan nooit gebruikt worden voor een beschouwing?
A
verklaringsstructuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
verleden-, heden-, toekomststructuur
D
probleem-oplossingsstructuur
1 / 31
Onderdelen in deze les
Welke tekststructuur kan nooit gebruikt worden voor een beschouwing?
A
verklaringsstructuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
verleden-, heden-, toekomststructuur
D
probleem-oplossingsstructuur
Slide 1 - Quizvraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Ben je het met de stellingen over een goed huwelijk eens of oneens?
A
Helemaal eens
B
Beetje eens
C
Oneens
D
Helemaal oneens
Slide 6 - Quizvraag
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 7 - Open vraag
Uit welke alinea's bestaat de inleiding?
A
1
B
1 & 2
C
1, 2 & 3
D
1 t/m 4
Slide 8 - Quizvraag
Welke soort aandachttrekker gebruikt de auteur in alinea 1?
A
Actualiteit
B
Geschiedenis
C
Voorbeeld
D
Belang voor de lezer
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de functie van alinea 2?
A
Bewijs
B
Constatering
C
Mening
D
Stelling
Slide 10 - Quizvraag
Uit welke alinea's bestaat het slot?
A
17 t/m 20
B
18 t/m 20
C
19 & 20
D
20
Slide 11 - Quizvraag
Welke tekstsoort is tekst 2?
A
Uiteenzetting
B
Beschouwing
C
Betoog
Slide 12 - Quizvraag
Welke tekststructuur heeft tekst 1?
A
Argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
probleem/oplossing-structuur
D
verklaringsstructuur
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Met welke alinea's beginnen deel 2, 3, 4 & 5?
