Paragraaf 10.4 - Voortplanting met bloemen [4]

10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke delen van een bloem voor voortplanting zorgen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke delen van een bloem voor voortplanting zorgen

Slide 1 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Waarvoor heeft een plant bloemen?

Bloemen op een plant zijn voor voortplanting
  • Kroonbladeren > gekleurde bladeren > insecten lokken
  • Kelkbladeren > beschermen de bloem als die nog in knop zit
  • Nectarkliertjes maken nectar > zoete vloeistof > lokt insecten
  • Stamper > vrouwelijk deel van de bloem > voor voortplanting
  • Meeldraden > mannelijke delen van de bloem > voor voortplanting


Slide 2 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Meeldraden en stampers

  • Meeldraden
    - bestaan uit een helmdraad en helmknop
    - maken stuifmeelkorrels > mannelijke voortplantingscellen
    - stuifmeelkorrels samen noem je stuifmeel
  • Stamper
    - bestaat uit de stempel, stijl en vruchtbeginsel (dikke onderkant)
    - hierin zitten zaadbeginsels > bevatten eicellen (1 eicel in ieder zaadbeginsel)
    - eicellen zijn vrouwelijke voortplantingscellen
  • Stuifmeelkorrel + eicel = (bevrucht) zaadje



Slide 3 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen

Slide 4 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
  • Wat? Maken 10.4 – Opdracht 1 t/m 6
  • Hoe? Blz. 49 t/m 51
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 6 is af.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe de bestuiving bij insectenbloemen en bij windbloemen gaat
  • Je kunt uitleggen hoe de bevruchting van eicellen door stuifmeelkorrels bij een bloem gaat

Slide 6 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe komen stuifmeelkorrels en eicellen bij elkaar?

  • Insectenbloemen > insecten vervoeren stuifmeel
    - insecten komen op bloem af > bloem geurt, bloem fel gekleurd is of bloem nectar bevat 
    - stuifmeel plakt aan insect vast en insect gaat naar volgende bloem
    - stuifmeelkorrels blijven plakken op stamper van volgende bloem
  • Windbloemen > stuifmeelkorrels van windbloemen zijn heel klein en licht
    - bij windbloemen neemt de wind stuifmeel mee
    - windbloemen zijn klein en hebben geen geur
    - meeldraden en stampers hangen ver uit de bloem


Slide 7 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Bevruchting
Stuifmeelkorrel groeit naar eicel toe

  1. stuifmeelkorrel beland op stamper
  2. er groeit een buisje uit > de stuifmeelbuis
  3. kern van stuifmeelkorrel gaat tijdens groeien van stuifmeelbuis
    mee naar vruchtbeginsel
  4. stuifmeelbuis eindigt in het zaadbeginsel bij een eicel
  5. kern van stuifmeelkorrel dringt eicel binnen 
  6. kern van stuifmeelkorrel versmelt met kern eicel > bevruchting
  7. er ontstaat een zaadje

Slide 8 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
  • Wat? Maken 10.4 – Opdracht 7 t/m 15
  • Hoe? Blz. 52 t/m 55
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 7 t/m 15 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe na bevruchting vruchten en zaden ontstaan

Slide 10 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe ontstaan vruchten en zaden?

  1. Bloemen verschrompelen
    - kroonbladeren verkleuren, verschrompelen en vallen af
    - bij veel vruchten blijven kelkbladeren zitten
  2. Zaadbeginsel wordt zaad
    - bevruchte eicel ontwikkelt zich tot kiem > kiem is het jonge plantje wat in het zaad zit
    - terwijl kiem groeit ontwikkelt rest van zaadbeginsel zich tot zaad
    - zaad bestaat uit een kiem en twee zaadlobben met reservevoedsel 
    - de kiem gebruikt het reserve voedsel tijdens het ontkiemen > als jonge plantje uit zaadje komt
  3. Het vruchtbeginsel wordt vrucht
    - het vruchtbeginsel gaat groeien en verandert in een vrucht
    - alle vruchten hebben één of meer zaden
    - voortplanting is pas klaar als zaden op een plek komen waar ze kunnen ontkiemen en uitgroeien tot nieuwe plant

Slide 11 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
  • Wat? Maken 10.4 – Opdracht 16 t/m 20
  • Hoe? Blz. 56 t/m 58
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 16 t/m 20 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt drie manieren beschrijven waarop planten hun zaden verspreiden
  • Je kunt uitleggen hoe een zaadje gebouwd is en hoe een nieuw plantje uit een zaadje groeit
  • Je kunt de levenscyclus van een plant beschrijven

Slide 13 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe verspreiden planten hun zaden?

  1. Verspreiding door dieren
    - sommige zaden zijn kleverig of stekelig, blijven plakken aan vacht
    - sommige zaden zijn eetbaar (vruchten), komen met ontlasting weer naar buiten (verspreiding over grote afstand)
  2. Verspreiden door de plant zelf
    - vruchten knappen open door bijv. warmte, aanraking of regendruppels
    - een Springbalsemien kan zaden wel 4 meter ver schieten
  3. Verspreiden door de wind
    - zaden zijn heel licht en hebben aanpassingen waardoor ze kunnen zweven
    - paardenbloemenzaadjes hebben een parachuutje en esdoornszaadjes een vleugel

Slide 14 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe groeit een nieuwe plant uit een zaadje?


  1. bevruchte eicel ontwikkelt zich tot kiem > kiem is het jonge plantje wat in het zaad zit
  2. terwijl kiem groeit ontwikkelt rest van zaadbeginsel zich tot zaad
  3. zaad bestaat uit een kiem en twee zaadlobben met reservevoedsel
    - om het zaadje heen zit de zaadhuid > beschermt het zaadje
  4. de kiem gebruikt het reserve voedsel tijdens het ontkiemen
    > als jonge plantje uit zaadje komt

Slide 15 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
Levenscyclus plant

  1. Zaden ontkiemen er groeit een nieuwe
    plant in het voorjaar
  2. Jong plantje wordt volwassen plant
  3. Volwassen plant krijgt bloemen
  4. Uit bloemen ontstaan zaden
  5. Zaden worden verspreid en in het nieuwe
    voorjaar gaan ze ontkiemen
    (blz. 64/bron 13)

Slide 16 - Tekstslide

10.4 Voortplanting met bloemen
  • Wat? Maken 10.4 – Opdracht 21 t/m 29
  • Hoe? Blz. 59 t/m 65
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 15 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 21 t/m 29 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide