Kelkbladeren > beschermen de bloem als die nog in knop zit
Nectarkliertjes maken nectar > zoete vloeistof > lokt insecten
Stamper > vrouwelijk deel van de bloem > voor voortplanting
Meeldraden > mannelijke delen van de bloem > voor voortplanting
Slide 2 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Meeldraden en stampers
Meeldraden - bestaan uit een helmdraad en helmknop - maken stuifmeelkorrels > mannelijke voortplantingscellen - stuifmeelkorrels samen noem je stuifmeel
Stamper - bestaat uit de stempel, stijl en vruchtbeginsel (dikke onderkant) - hierin zitten zaadbeginsels > bevatten eicellen (1 eicel in ieder zaadbeginsel) - eicellen zijn vrouwelijke voortplantingscellen
Stuifmeelkorrel + eicel = (bevrucht) zaadje
Slide 3 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Slide 4 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Wat? Maken 10.4 – Opdracht 1 t/m 6
Hoe? Blz. 49 t/m 51
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 6 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 5 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt beschrijven hoe de bestuiving bij insectenbloemen en bij windbloemen gaat
Je kunt uitleggen hoe de bevruchting van eicellen door stuifmeelkorrels bij een bloem gaat
Je kunt uitleggen hoe na bevruchting vruchten en zaden ontstaan
Slide 6 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe komen stuifmeelkorrels en eicellen bij elkaar?
Insectenbloemen > insecten vervoeren stuifmeel - insecten komen op bloem af > bloem geurt, bloem fel gekleurd is of bloem nectar bevat - stuifmeel plakt aan insect vast en insect gaat naar volgende bloem - stuifmeelkorrels blijven plakken op stamper van volgende bloem
Windbloemen > stuifmeelkorrels van windbloemen zijn heel klein en licht - bij windbloemen neemt de wind stuifmeel mee - windbloemen zijn klein en hebben geen geur - meeldraden en stampers hangen ver uit de bloem
Slide 7 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Bevruchting
Stuifmeelkorrel groeit naar eicel toe
stuifmeelkorrel beland op stamper
er groeit een buisje uit > de stuifmeelbuis
kern van stuifmeelkorrel gaat tijdens groeien van stuifmeelbuis mee naar vruchtbeginsel
stuifmeelbuis eindigt in het zaadbeginsel bij een eicel
kern van stuifmeelkorrel dringt eicel binnen
kern van stuifmeelkorrel versmelt met kern eicel > bevruchting
er ontstaat een zaadje
Slide 8 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe ontstaan vruchten en zaden?
Bloemen verschrompelen - kroonbladeren verkleuren, verschrompelen en vallen af - bij veel vruchten blijven kelkbladeren zitten
Zaadbeginsel wordt zaad - bevruchte eicel ontwikkelt zich tot kiem > kiem is het jonge plantje wat in het zaad zit - terwijl kiem groeit ontwikkelt rest van zaadbeginsel zich tot zaad - zaad bestaat uit een kiem en twee zaadlobben met reservevoedsel - de kiem gebruikt het reserve voedsel tijdens het ontkiemen > als jonge plantje uit zaadje komt
Het vruchtbeginsel wordt vrucht - het vruchtbeginsel gaat groeien en verandert in een vrucht - alle vruchten hebben één of meer zaden - voortplanting is pas klaar als zaden op een plek komen waar ze kunnen ontkiemen en uitgroeien tot nieuwe plant
Slide 9 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Wat? Maken 10.4 – Opdracht 7 t/m 20
Hoe? Blz. 52 t/m 58
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 7 t/m 20 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 10 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt drie manieren beschrijven waarop planten hun zaden verspreiden
Je kunt uitleggen hoe een zaadje gebouwd is en hoe een nieuw plantje uit een zaadje groeit
Je kunt de levenscyclus van een plant beschrijven
Slide 11 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe verspreiden planten hun zaden?
Verspreiding door dieren - sommige zaden zijn kleverig of stekelig, blijven plakken aan vacht - sommige zaden zijn eetbaar (vruchten), komen met ontlasting weer naar buiten (verspreiding over grote afstand)
Verspreiden door de plant zelf - vruchten knappen open door bijv. warmte, aanraking of regendruppels - een Springbalsemien kan zaden wel 4 meter ver schieten
Verspreiden door de wind - zaden zijn heel licht en hebben aanpassingen waardoor ze kunnen zweven - paardenbloemenzaadjes hebben een parachuutje en esdoornszaadjes een vleugel
Slide 12 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Hoe groeit een nieuwe plant uit een zaadje?
bevruchte eicel ontwikkelt zich tot kiem > kiem is het jonge plantje wat in het zaad zit
terwijl kiem groeit ontwikkelt rest van zaadbeginsel zich tot zaad
zaad bestaat uit een kiem en twee zaadlobben met reservevoedsel - om het zaadje heen zit de zaadhuid > beschermt het zaadje
de kiem gebruikt het reserve voedsel tijdens het ontkiemen > als jonge plantje uit zaadje komt
Slide 13 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Levenscyclus plant
Zaden ontkiemen er groeit een nieuwe plant in het voorjaar
Jong plantje wordt volwassen plant
Volwassen plant krijgt bloemen
Uit bloemen ontstaan zaden
Zaden worden verspreid en in het nieuwe voorjaar gaan ze ontkiemen (blz. 64/bron 13)
Slide 14 - Tekstslide
10.4 Voortplanting met bloemen
Wat? Maken 10.4 – Opdracht 21 t/m 29
Hoe? Blz. 59 t/m 65
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 21 t/m 29 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)