Latijn: Betrekkelijk en vragend voornaamwoord

Betrekkelijk & vragend voornaamwoord
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Betrekkelijk & vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Je kent al een aantal vraagwoorden in het Latijn

Slide 2 - Tekstslide

ubi
quo
unde
quando
cur
quomodo
waarvandaan
hoe
waar
wanneer
waarheen
waarom

Slide 3 - Sleepvraag

Vragend voornaamwoord
Quis?     Quis ridet?     Wie lacht?
Quid?     Quid scribis?     Wat schrijf jij?
Quis vir mortuus est?     Welke man is gestorven?

Het rijtje gaat als volgt: herken je hier iets van?  > > >

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzin: herhaling
De man die de moord had gepleegd, werd spoedig gearresteerd.

Daar loopt de jongen, van wie de pen is gestolen

Betrekkelijk voornaamwoord: congrueert in geslacht en getal met antecedent, maar hoeft niet in dezelfde naamval te staan.

Slide 7 - Tekstslide

nom ev
gen ev
dat ev
acc ev
abl ev
nom mv
gen mv
dat mv
acc mv
abl mv
cui
quam
quem
quibus
quarum
quod
quae
quod
cuius
qui
qua
quem

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe vertaal je cuius?
A
voor wie
B
aan wie
C
tegen wie
D
van wie

Slide 9 - Quizvraag

Het bijvoeglijk vragend voornaamwoord gaat zoals het betr. vnw (qui, quae, quod)
- Congrueert met een zelfstandig naamwoord.

Welk schouwspel bevalt je? > Quod spectaculum tibi placet?
Van welk meisje heb jij de kleding? > Cuius puellae vestem habes?
Aan welke man geef ik het geld? > Cui viro pecuniam do?

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal: Qui servus bonus est?

Slide 11 - Open vraag

Vertaal: Quo gladio hostem necas?

Slide 12 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ad quem locum venitis?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: cuius puellae fratrem vides?

Slide 14 - Open vraag

Het vragend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden..
- Congrueert NIET met een ander woord

Wie houdt van schouwspelen? > Quis spectacula amat?
Van wie heb jij de kleding? > Cuius vestem habes?
Aan wie geef ik het geld? > Cui pecuniam do?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Quis id fecit?
A
Wie heeft dit gehoord?
B
Wie heeft dit gedaan?
C
Wat deed hij daar?
D
Van wie heeft hij dit gedaan?

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin:
Quis tibi de monstro narravit?

Slide 19 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Quid fecerunt Theseus et Minotaurus?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

vb. Quae soror lacrimat.
Wordt quae hier zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk

Slide 23 - Quizvraag

Quis matrem suam amat?
Wordt het vraagwoord hier bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk
C
al sla je me dood...?

Slide 24 - Quizvraag

Zelfstandig of bijvoeglijk?
Cui viro librum dedisti?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk

Slide 25 - Quizvraag

Zelfstandig of bijvoeglijk?
Quem vir vidit?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk

Slide 26 - Quizvraag

Let op het verschil in vertaling tussen:
Quem vir vidit?
EN
Quem virum vidit?
EN
Quis virum vidit?

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig of bijvoeglijk?
Qui vir imperatorem magnum vidit?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk

Slide 28 - Quizvraag

Zelfstandig of bijvoeglijk:
Quorum virorum filios necas?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk

Slide 29 - Quizvraag

Samenvatting: 
Vragend voornaamwoord in het Latijn: 
1. Zelfstandig: quis (wie) en quid (wat)
2. Bijvoeglijk: qui, quae, quod (welk/welke)

Slide 30 - Tekstslide

Zelf nog vertalen

Slide 31 - Tekstslide

Cuius filia es?
A
Wie is jouw dochter?
B
Wat is jou dochter?
C
Voor wie ben jij de dochter?
D
Van wie ben jij de dochter?

Slide 32 - Quizvraag

Quem vides?
A
wie zie jij?
B
wat zie jij?
C
wie ziet hij?
D
van wie zie jij?

Slide 33 - Quizvraag

Quid in via iacet?
A
wat zie jij op straat?
B
wat ligt er op straat?
C
wie ligt er op straat?
D
waarvoor ligt hij op straat?

Slide 34 - Quizvraag

Vertaal: Cui librum dedisti?

Slide 35 - Open vraag

Ik snap dit
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll