Kijk nu je antwoorden na met een andere kleur en verbeter als dit nodig is.
Vragen over het huiswerk kan je stellen via de chat.
timer
5:00
Slide 14 - Tekstslide
Na het nakijken:
Onderstreep wat leuke, grappige, opvallende, bij elkaar passende of gewoon willekeurige woorden in de tekst.
Probeer deze woorden eens om te zetten in zinnen die op elkaar rijmen ( mag in tweetallen )
Wie leest zijn of haar gedicht zo voor?
Slide 15 - Tekstslide
Kijken en luisteren
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk
Voor maandag 31 januari
- Maak de volgende opdracht in je schrift:
Goal! blz 107
Als je een doelpunt maakt, roep je dan goal of doelpunt? En zou je eerder penalty of strafschop zeggen? En sla je bij tennis of volleybal weleens een ace? We gebruiken vaak woorden uit een andere taal. Dat noemen we leenwoorden.
Schrijf nog vijf leenwoorden op die je gebruikt bij sport. Dit doe je in je schrift. Vul van elk woord de betekenis of de omschrijving in.
+
Maak startopdracht van de paragraaf Woordenschat H3 + opdr. 1 en 2 ( vraag 1 en 2 ) en 3 op blz 88/89
Slide 17 - Tekstslide
Leenwoorden
Goal!
Als je een doelpunt maakt, roep je dan goal of doelpunt? En zou je eerder penalty of strafschop zeggen? En sla je bij tennis of volleybal weleens een ace? We gebruiken vaak woorden uit een andere taal. Dat noemen we leenwoorden.
Schrijf nog vijf leenwoorden op die je gebruikt bij sport. Dit doe je in je schrift. Vul van elk woord de betekenis of de omschrijving in.