Woche 39

H2a Duits, Woche 39
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

H2a Duits, Woche 39

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beginopdracht
Versie A
Versie B
de broer
de vader
de moeder
de zus
jarig zijn
gezellig, knus
bezoeken
vieren
de verrassing
uitnodigen

Slide 3 - Tekstslide

Diese Woche:
Donnerstag (50 Min.)

Wörter A
(Entdecke die Fehler)
Check: Aufgabe 4 + 5
Grammatik C:
7, 8, 9, 10, 11
Wörter lernen
Freitag (50 Min.)

Wörter A
Check: 
Aufgabe 8, 9, 10, 11
Grammatik C: 
13, 14
D: 20 (S. 59)
Wörterliste B
Dienstag (50 Min.)

Wörter G
- Aufgabe 30
Start Kapitel 2:
- A: 1, 3, 4
- B: 5
Wörterliste A (Kap. 2)
Wörter G 
(30 seconds)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens de les
- naar elkaar luisteren
- telefoon in de kluis of onderin je rugzak (niet te zien, niet te horen)
- spullen mee (= Trabi boek A/B, schrift, pen)

Slide 6 - Tekstslide

De komende periode
T01:
Kapitel 1: 
Alle woordjes op blz. 40-41, zowel NL-DU als DU-NL
Grammatica onderdeel C + E (blz. 43-44)
Kapitel 2: 
Woordenlijst A + B op blz. 76, zowel NL-DU als DU-NL
Grammatica onderdeel C + E (blz. 79-80). De rangtelwoorden hoeven niet.

+ leesvaardigheid


Slide 7 - Tekstslide

Entdecke die Fehler - Wörterliste A
Je hebt de linkerhelft van woordenlijst A geleerd. Verbeter de fouten, schrijf de goede woorden op in je schrift.

de broers = die Bruder
de uitnodiging = der Einladung
het kleinkind = das Einzelkind
de verjaardag = der Gebürtstag
het feest = das fest 


Slide 8 - Tekstslide

Grammatik C
Zelfstandige naamwoorden = woorden waar je een lidwoord (de/het/een) voor kunt zetten.

- In het Duits krijgen alle zelfstandige naamwoorden een hoofdletter. Dit verschilt van het Nederlands. 

- Ook heb je meer lidwoorden in het Duits. In plaats van alleen 'de' en 'het' heb je nu der, die, das en nog een keer die.

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik C
der = mannelijk (blauw), bijvoorbeeld 'der Bruder', 'der Geburtstag'.
die = vrouwelijk (rood), bijvoorbeeld 'die Mutter', 'die Überraschung'.
das = onzijdig (groen), bijvoorbeeld 'das Einzelkind, 'das Fest'.
die =  meervoud (zwart), bijvoorbeeld 'die Schwestern', 'die Geschenke'.

Je leert in het Duits geslachtsregels, zodat je makkelijker kunt bedenken welk lidwoord bij welk woord hoort.
Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar als je de regels kent, zie je meestal de logica erachter.

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik C
mannelijk (der)
vrouwelijk (die)
onzijdig (das)
mannelijke personen/dieren
vrouwelijke personen/dieren
het-woorden
dagen van de week/seizoenen/maanden/wind-richtigen
woorden die eindigen op:
- e, -ung, -keit, 
-heit, -schaft,
verkleinwoorden
-chen
-lein

Slide 11 - Tekstslide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Machen: Aufgabe 4 + 5 (S. 49-50)

- Lernen: Wörterliste A, eerste helft (S. 76)

Slide 12 - Tekstslide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken: Aufgabe 7, 8, 9, 10 & 11 (S. 52-53)

- Leren: Wörterliste A, helemaal (S. 76)



Slide 13 - Tekstslide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: Aufgabe 13 + 14 (S. 54-55)

- Leren: Woordenlijst B, eerste helft (S. 76)



Slide 14 - Tekstslide