Leesvaardigheid aanpak

Today's goal
At the end of this lesson you know the different reading strategies there are and which sytrategy to use for which type of question.


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavo, havoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Today's goal
At the end of this lesson you know the different reading strategies there are and which sytrategy to use for which type of question.


Slide 1 - Tekstslide

Aanpak tekst

1 Oriënterend lezen (voorkennis activeren)
2 vragen lezen
3 leesstrategie bepalen
4 tekst lezen + vraag beantwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Leesstrategieën
How do you know which one to use? = lees eerst de vraag, bepaal wat voor soort informatie je nodig hebt en waar in de tekst je het kunt vinden. 


Slide 3 - Tekstslide

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.


- oriënterend lezen
- globaal lezen
- zoekend lezen
- intensief lezen

Slide 4 - Tekstslide

 Leesstrategieën
Orienterend: bekijken en voorspellen
Globaal: vlot doorlezen, begrijpen, onderwerp vastzetten
Zoekend: bekijken en vinden, als een woordzoeker
Intensief: alles goed lezen, de volledige tekst begrijpen/kunnen gebruiken

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Oriënterend lezen
  • Bedoeld om een eerste indruk te krijgen
  • Lay-out: chat, krantenartikel, menu, boodschappenlijst etc.
  • Eerste indruk: titel, tussenkopjes, plaatjes
  • Verwachtingen: waar gaat het over, wat weet je al?

Dit doe je altijd van te voren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Globaal lezen

Slide 13 - Tekstslide

Globaal lezen/ skimmen
  • Je leest de tekst snel door om erachter te komen waar deze over gaat.
  • Maak je niet druk om moeilijke woorden.
  • Probeer de grote lijnen te snappen, de details doen er (nog) niet toe.
  • Kijk naar opvallende stukjes 
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin. (ELZA)
  • Je gebruikt skimmen bij vragen die gaan over de hele tekst, je zoekt naar aanwijzingen voor het antwoord. 

Slide 14 - Tekstslide

zoekend lezen

Slide 15 - Tekstslide

Zoekend lezen/ scannen
  • Scannen: zoeken naar bepaalde informatie, bijvoorbeeld in welk jaar iets gebeurde of hoeveel iets kost. De rest van de tekst hoef je dan niet te lezen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

1. How much discount do you get off printers?
A
80%
B
50%
C
25%
D
30%

Slide 18 - Quizvraag

Intensief lezen

Slide 19 - Tekstslide

Intensief lezen
Intensief lezen: de hele tekst regel voor regel doorlezen

Slide 20 - Tekstslide

Meerkeuze vragen 
  1. Bekijk titel (en intro), bekijk plaatje, waar gaat de tekst over?
2. Lees de 1e vraag
3. Streep de alinea(‘s) aan die je lezen moet
a. Lees de aangestreepte tekst.
b. Markeer de signaalwoorden en (:)
4. Probeer eerst zelf een antwoord te bedenken
5. Lees de gegeven antwoorden.
a. Vaak zijn er één of twee onzin antwoorden, streep die weg.
b. Kijk welk antwoord het meest volledig is en het beste weergeeft wat er in de tekst staat. Je moet het antwoord terug kunnen vinden in de tekst, alleen in andere bewoordingen.
Als je nu twee antwoorden over hebt of het echt niet weet:  
c. Past het in de grote lijn, dan komt het vaker voor in de tekst  goed 
d. Staat er een overdrijving ‘te, meer, meest, altijd, nooit, etc.’ in het antwoord?  fout
e. Past het antwoord in de sfeer van de tekst? Pos. / neg.?  goed

Slide 21 - Tekstslide

Waarvan is sprake in dit krantenartikel?
A een ernstige constructiefout      B een geval van crimineel gedrag 
C een nieuwe toeristische attractie     D een scène uit een Harry Potter-film 

Slide 22 - Tekstslide

Deel 2: Gatenteksten 
  1. Bekijk titel (en intro), bekijk plaatje, waar gaat de tekst over?
2. Lees de gegeven antwoordmogelijkheden. Zorg dat je weet wat ze betekenen!
3. Streep de alinea(‘s) aan die je lezen moet
a. Lees de aangestreepte tekst.
b. Markeer de signaalwoorden en (:)
c. Zijn de gegeven antwoorden signaalwoord? Lees dan zin er voor en zin er achter.
d. Geen signaalwoorden? Lees tot het gat, dan nog 1 zin. Die zin geeft je het antwoord  wat staat er in die zin? Zoek daar een passend antwoord bij.
4. Kies je antwoord

Als je het juiste antwoord niet kan vinden dan heb je nog deze opties: 
a. Kijk naar de grote lijn: positieve woorden / negatieve woorden. 
b. Tegenstellingen in de antwoorden?
bijv. a) groot b) koud c)leuk d) klein? Dan is het één van de tegenstellingen.
c. Gok op de grote lijn

Slide 23 - Tekstslide

By Tom McTague and Will Dowling
“Throw another ’roo on the barbecue, we’re saving the planet tonight.” These are the words Greenpeace hope will soon be echoing around Australian backyards as the nation responds to the latest suggestion of how it
might reduce its carbon footprint1): eat less beef and more of the
___1____ .


1
A cultivated foods
B local wildlife
C vegetarian kitchen
D wild plants around

Slide 24 - Tekstslide

Deel 3: Open vragen
  • citeren; in het Engels (zinsdeel, of eerste/laatste 2 woorden. 

  • formuleren; in het NL 

Let op Leestekens etc!

Slide 25 - Tekstslide

Woordstrategieën

  1. Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden (in context)

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt bijvoorbeeld uit een andere taal. 
  3. Hak het woord in stukjes? Komt een deel van het woord je bekend voor?

Slide 26 - Tekstslide

Woordenboek tips

  1. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  2. Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen.
    Kijk dan goed naar het onderwerp van de tekst.
  3. Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken. Het klinkt kinderachtig, maar zorg ervoor dat het alfabet goed in je hoofd zit, zodat je de woorden snel kunt opzoeken. 

Slide 27 - Tekstslide

Adviezen

  1. Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws. Kijk bijvoorbeeld elke dag newsround. 
  2. Lees Engelse boeken, artikelen.
  3. Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Bestudeer woordenlijsten. Ook woordenlijsten van de signaalwoorden!




Slide 28 - Tekstslide

tructuurwoorden of signaalwoorden 

Deze zijn zeer belangrijk, want ze geven vaak de relatie aan tussen twee zinnen. Ze kunnen een indicatie geven van: 

Tijd:when, since, until, while (terwijl) 

 

Oorzaak, reden: because, since, as, for (want, omdat) 

 

Tegenstelling:but, although, whereas (aangezien, in aanmerking  

                             genomen dat) 

all the same, even so (toch), even though (ook al), however (ofschoon, hoewel), still (toch, nog steeds), nevertheless (desondanks), by contrast (daarentegen), in spite of (ondanks), instead (in plaats van) 

 

Conclusie:so (that), after all (per slot van rekening), hence (dus, vandaar dat) 

therefore (daarom), thus (zodoende), yet  

(uiteindelijk), but, finally 

 

Opsomming:and, furthermore, firstly, secondly, foremost (opmerkelijkst, belangrijkst) moreover (bovendien) 

 

Voorwaarde:if, unless (tenzij), provided that (mits, als…maar) 

Doel: in order to (om te) 

 
Tekstructuurwoorden of signaalwoorden 
Deze zijn zeer belangrijk, want ze geven vaak de relatie aan tussen twee zinnen. Ze kunnen een indicatie geven van: 

Tijd:when, since, until, while (terwijl) 
Oorzaak, reden: because, since, as, for (want, omdat) 
Tegenstelling:but, although, whereas (aangezien, in aanmerking genomen dat) 
all the same, even so (toch), even though (ook al), however (ofschoon, hoewel), still (toch, nog steeds), nevertheless (desondanks), by contrast (daarentegen), in spite of (ondanks), instead (in plaats van) 
Conclusie:so (that), after all (per slot van rekening), hence (dus, vandaar dat) 
therefore (daarom), thus (zodoende), yet  
(uiteindelijk), but, finally 
Opsomming:and, furthermore, firstly, secondly, foremost (opmerkelijkst, belangrijkst) moreover (bovendien) 
Voorwaarde:if, unless (tenzij), provided that (mits, als…maar) 

Doel: in order to (om te) 

 t

Slide 29 - Tekstslide