De menstruatiecyclus
1 / 29
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke cellen zijn de vrouwelijke voortplantingscellen?
A
de dierlijke cel
B
de eicel
C
de plantaardige cel
D
de zaadcel
Slide 3 - Quizvraag
In welk orgaan rijpen de eicellen?
A
in de baarmoeder
B
in de eileiders
C
in de eierstokken
D
in de baarmoeder
Slide 4 - Quizvraag
Welk orgaan is uitwendig zichtbaar bij de vrouw?
A
de baarmoeder
B
de eileider
C
de schaamlippen
D
de vagina
Slide 5 - Quizvraag
Welk vrouwelijk orgaan is gevoelig voor seksuele prikkeling?
A
de clitoris
B
de grote schaamlippen
C
de kleine schaamlippen
Slide 6 - Quizvraag
Welk orgaan verbindt de baarmoeder met de buitenwereld?
A
de baarmoedermond
B
de baarmoederhals
C
de schede
D
de vagina
Slide 7 - Quizvraag
Welk orgaan herken je?
A
de baarmoeder
B
de eierstok
C
de vagina
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Waarin rijpt de eicel?
Slide 19 - Open vraag
Op welke dag van de cyclus vindt de eisprong plaats?
A
op dag 1
B
op dag 10
C
op dag 14
D
op dag 21
Slide 20 - Quizvraag
Wat gebeurt er na 24h met een onbevruchte eicel?
A
Ze lost op in de eileider.
B
De eicel wordt met de volgende menstruatie weggevoerd.
C
De eicel keert terug naar de eierstok.
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de follikel in de eierstok?
A
Het lost op.
B
Het verandert in het gele lichaam.
C
Het verandert in het grijze lichaam.
Slide 22 - Quizvraag
Waarmee begint de menstruatiecyclus?
A
met de eisprong
B
met de menstruatie
C
met het wachten op innesteling
D
met het rijpen van de eicel
