6.2 Maak je winst?

Paragraaf 6.2
Maak je winst?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 6.2
Maak je winst?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Bespreken aantal opgaven 6.1
  2. Uitleg 6.2
  3. Werken aan opgaven 6.2

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 2
a
4.964 x €38 = €188.632

b
€152.064 : 1.188 = €128








Slide 3 - Tekstslide

Opgave 3
a
€19,50 x 0,90 = €17,55 --> €19,50 + €17,55 = €37,05
b
€21,00 x 1,20 = €25,20 --> €21,00 + €25,20 = €46,20
c
€48,00 x 1,35 = €64,80 --> €48,00 + 64,80 = €112,80

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 6
a
€16,50 x 1,19 = €19,64 kan ook: (€16,50:100) x 119
b
€2,40 x 1,19 = €2,86
c
€41,00 x 1,19 = = €48,79

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 12
a
Het aanbod is gestegen dus de prijs daalt
b
De vraag is gedaald dus de prijs daalt
c
Het aanbod is gedaald dus de prijs stijgt
d
Het aanbod is gestegen dus de prijs daalt

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 13
Nieuw - oud
-------------  x 100% = ...
         oud

(€119 - €198)
------------- x 100% = -39,9% --> de prijs is 39,9% gedaald
       €198

Slide 7 - Tekstslide

Omzet
De omzet is het totaal wat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.
Heet ook wel verkoopwaarde of opbrengst van de verkopen

Omzet = afzet x prijs

Slide 8 - Tekstslide

Inkoopwaarde en brutowinst
De inkoopwaarde is het bedrag waarvoor de verkochte producten zijn ingekocht.

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Snackbar De Frikandel verkoopt in een jaar 25000 zakken patat voor €2,50. De inkoopkosten €1,00 per zak.

Omzet = 25000 x €2,50 =                   €62.500
Inkoopwaarde = 25000 x €1,00 =    €25.000
------------------------------------------------    -
Brutowinst                                                 €37.500

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijfskosten en nettowinst
Brutowinst is niet de uiteindelijke winst. Er gaan eerst nog bedrijfskosten vanaf, dan krijg je de nettowinst.
Voorbeelden van bedrijfskosten: huur, loon, energie

Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst         (of netto verlies)

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld snackbar
De snackbar had een brutowinst van €37.500. Nu blijkt dat de bedrijfskosten in dat jaar €22.500 waren, dan wordt de nettowinst:

€37.500 - €22.500 = €15.000 nettowinst

Slide 12 - Tekstslide

Overzicht
Omzet = 25000 x €2,50 =                   €62.500
Inkoopwaarde = 25000 x €1,00 =    €25.000
------------------------------------------------    -
Brutowinst                                                 €37.500
Bedrijfskosten                                         €22.500
------------------------------------------------    -
Nettowinst                                                 €15.000

Slide 13 - Tekstslide

Restwaarde en afschrijving
Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.). Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.

Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:
Aanschafwaarde - Restwaarde
-----------------------------------
Aantal gebruiksjaren

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
De snackbar heeft een koeling gekocht voor €1.000, na 4 jaar wordt deze weer vervangen. Ze kunnen de koeling dan nog verkopen voor €200.
Bereken de afschrijving per jaar:

€1.000 - €200
                                 ----------------- = €200 per jaar
4

Slide 15 - Tekstslide