unit 5 lesson 2

Goodmorning! lesson 5.2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goodmorning! lesson 5.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Translate: crutches

Slide 3 - Open vraag

Translate: cough (to)

Slide 4 - Open vraag

Translate: local

Slide 5 - Open vraag

Translate: foreign

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: hartaandoening

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: ambulance

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: dokter

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: dringend

Slide 10 - Open vraag

1. gerund (-ing vorm) 2. can + hele ww

Slide 11 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
De gerund is een ing-vorm van een woord.
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

Slide 12 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
Je gebruikt deze vorm in 3 situaties:
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

> Als onderwerp van een zin.
> Na bepaalde werkwoorden.
> Na voorzetsels.

Slide 13 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
I love singing.

De gerund gebruik je na de volgende werkwoorden:
- love              - enjoy           - begin              - end
- hate             - like               - start                - finish

Slide 14 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
I am good at playing soccer.

De gerund gebruik je na voorzetsels, zoals:
- at              - of                  - with              - to
- after         - about          - in                   - from
- by             - on                 - for                 - like

Slide 15 - Tekstslide

Gerund?
"My friend is good at ... (to make) breakfast."
A
to make
B
make
C
makeing
D
making

Slide 16 - Quizvraag

Gerund?
"He likes ... (to read) books."
A
to read
B
read
C
reading

Slide 17 - Quizvraag

Gerund?
"... (to write) stories can be fun."
A
to write
B
write
C
writing

Slide 18 - Quizvraag

Gerund?
"She managed ... (to communicate) with them."
A
to communicate
B
communicate
C
communicating

Slide 19 - Quizvraag

Gerund?
"I just finished ... (to run)."
A
to run
B
run
C
running

Slide 20 - Quizvraag

Gerund?
"She started ... (to swim) again after seven years."
A
to swim
B
swim
C
swimming

Slide 21 - Quizvraag

Can / can't
Kies bij de volgende zinnen uit de woorden 'can' en 'can't'
Succes!

Slide 22 - Tekstslide

_____ you help me, please?
A
Can
B
Can't

Slide 23 - Quizvraag

I _____ come tonight, I do not have to work!
A
can
B
can't

Slide 24 - Quizvraag

He _____ finish his work, he has to do something else
A
can
B
can't

Slide 25 - Quizvraag

My parents _____ help me, they do not have any time
A
can
B
can't

Slide 26 - Quizvraag

He _____ join us, he has to stay home
A
can
B
can't

Slide 27 - Quizvraag

I _____ help you, I am very good at that!
A
can
B
can't

Slide 28 - Quizvraag

_____ I have the butter, please?
A
Can
B
Can't

Slide 29 - Quizvraag

Because of COVID-19, we _____ have any parties yet
A
Can
B
Can't

Slide 30 - Quizvraag

She broke her leg, so she _____ play football
A
can
B
can't

Slide 31 - Quizvraag

Homework time
- in je agenda:  woensdag 25 mei lesson  1 en 2 af

- in je agenda: vrijdag 17 juni 3e uur PW Unit 5


Slide 32 - Tekstslide