(WEEK 15, 6-04) Gerund

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 Gerund
ING-vorm
De gerund is een ing-vorm van een woord.
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 Gerund
ING-vorm
De gerund is een ing-vorm van een woord.
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

Slide 1 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Gerund
ING-vorm
Je gebruikt deze vorm in 3 situaties:
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

> Als onderwerp van een zin.
> Na bepaalde werkwoorden.
> Na voorzetsels.

Slide 2 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 Gerund
ING-vorm
I love singing.

De gerund gebruik je na de volgende werkwoorden:
- love              - enjoy           - begin              - end
- hate             - like               - start                - finish

Slide 3 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Gerund
ING-vorm
I am good at playing soccer.

De gerund gebruik je na voorzetsels, zoals:
- at              - of                  - with              - to
- after         - about          - in                   - from
- by             - on                 - for                 - like

Slide 4 - Tekstslide

Gerund?
"My friend is good at ... (to make) breakfast."
A
to make
B
make
C
makeing
D
making

Slide 5 - Quizvraag

Gerund?
"He likes ... (to read) books."
A
to read
B
read
C
reading

Slide 6 - Quizvraag

Gerund?
"... (to write) stories can be fun."
A
to write
B
write
C
writing

Slide 7 - Quizvraag

Gerund?
"She managed ... (to communicate) with them."
A
to communicate
B
communicate
C
communicating

Slide 8 - Quizvraag

Gerund?
"I just finished ... (to run)."
A
to run
B
run
C
running

Slide 9 - Quizvraag

Gerund?
"She started ... (to swim) again after seven years."
A
to swim
B
swim
C
swimming

Slide 10 - Quizvraag


Denk je dit onderwerp nu onder de knie te hebben?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga er nog even mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het toch nog eens samen willen doornemen.
D
Ik snap er niks van.

Slide 11 - Quizvraag