Een dynamo is een kleine generator die een kleine hoeveelheid stroom maakt. Een generator is een grote manier van stroom maken. Denk maar aan een evenement. Die hebben vaak generatoren staan om hun stroom te maken.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
De dynamo en generator
Een dynamo is een kleine generator die een kleine hoeveelheid stroom maakt. Een generator is een grote manier van stroom maken. Denk maar aan een evenement. Die hebben vaak generatoren staan om hun stroom te maken.
Slide 1 - Tekstslide
Figuur hiernaast is een?
A
Batterij
B
Accu
C
Fiets dynamo
D
Naaf dynamo
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Video
Welk van de onderstaande spanningsbronnen is een chemische spanningsbron?
A
Dynamo
B
Accu
C
Zonnecellen
D
Generator
Slide 4 - Quizvraag
Dynamo en generator
Een dynamo en generator maken door middel van beweging elektriciteit.
Een elektriciteitscentrale maakt elektriciteit met behulp van een generator.
Slide 5 - Tekstslide
Een ander woord voor een generator is?
A
Transformator
B
Turbine
C
Dynamo
D
Warmte wisselaar
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een generator?
A
Een grote batterij
B
Een grote dynamo
C
Een motor
D
Een magneet
Slide 7 - Quizvraag
Elektriciteit?
De elektriciteit die nodig is om de startmotor aan te drijven komt van de accu. Dit is een grote batterij die wordt opgeladen door de dynamo.
De dynamo werkt hetzelfde als de dynamo van een fiets. Door te bewegen, wekt de dynamo elektriciteit op.
Slide 8 - Tekstslide
De spanningsbron op je fiets en in de auto kan zijn een.....
A
Penlite batterij
B
Verdeel station
C
Dynamo
D
Achterlamp
Slide 9 - Quizvraag
Ik heb een dynamo als spanningsbron. Wat levert deze spanningsbron?
A
Gelijkspanning
B
Wisselspanning
C
Gelijkspanning en wisselspanning
D
Licht
Slide 10 - Quizvraag
Vul het ontbrekende woord in: In een dynamo wordt .......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektrische
Slide 11 - Quizvraag
Werking
1. Je fietst. 2. Het wieltje van de dynamo gaat draaien. 3. De magneet gaat draaien. 4. In de spoel gaat een stroom lopen. 5. De lamp gaat branden.