H5 - TH8 - BS5

H5 - T8: Stofwisseling in de cel 
BS5 - Dissimilatie
Tekst
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 - T8: Stofwisseling in de cel 
BS5 - Dissimilatie
Tekst

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen BS5

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen BS5
Energievoorziening
Aerobe dissimilatie 
Verbranding 
Anaerobe dissimilatie  
Gisting 
Alcohol 
Melkzuur 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

wat is dissimilatie? 

Slide 5 - Tekstslide

assimilatie en dissimilatie
assimilatie = aan elkaar
dissimilatie = distance = los van elkaar

Slide 6 - Tekstslide

wat is dissimilatie? 
verbranding... 

wat is er nodig voor
verbranding?

Slide 7 - Tekstslide

wat is dissimilatie? 
verbranding... 
nodig:
zuurstof, brandstof,
temperatuur

Slide 8 - Tekstslide

wat is dissimilatie? 
hoe te vertalen
naar organismen?

Slide 9 - Tekstslide

dissimilatie
waarom hebben we dat nodig? 

Slide 10 - Tekstslide

dissimilatie
waarom hebben we dat nodig? 
-> we moeten energie halen uit ons voedsel -> glucose


Slide 11 - Tekstslide

dissimilatie
we hebben 2 soorten verbranding:
aerobe 

anaerobe

Slide 12 - Tekstslide

dissimilatie
we hebben 2 soorten verbranding:
aerobe 
= met zuurstof
anaerobe
= zonder zuurstof

Slide 13 - Tekstslide

dissimilatie
we hebben 2 soorten verbranding:
aerobe 
= met zuurstof -> efficiënt en levert 36 ATP op
anaerobe
= zonder zuurstof -> inefficiënt want levert 2 ATP op

Slide 14 - Tekstslide

In welk organel is verantwoordelijk voor de energievoorziening van de cel?



mitochondrium

Slide 15 - Tekstslide

In welk organel is verantwoordelijk voor de energievoorziening van de cel?

Slide 16 - Tekstslide

aerobe dissimilatie van glucose

Slide 17 - Tekstslide

reactie vergelijking
let op! = bruto!!
activeringsenergie = 2ATP

Slide 18 - Tekstslide

dissimilatie
we hebben 2 soorten verbranding:
aerobe 
= met zuurstof -> efficiënt en levert 36 ATP op
anaerobe
= zonder zuurstof -> inefficiënt want levert 2 ATP op

Slide 19 - Tekstslide

anaerobe dissimilatie
verbranding
zonder
zuurstof

Slide 20 - Tekstslide

anaerobe dissimilatie
leidt tot
melkzuur
of
alcohol

Slide 21 - Tekstslide

anaerobe dissimilatie

Slide 22 - Tekstslide

anaerobe dissimilatie 
let op!
levert maar 2 ATP op
- melkzuur ophoping in je spieren voel je!! 
- alcohol productie alleen bij gist -> proces heet fermentatie

Slide 23 - Tekstslide

binas 68

Slide 24 - Tekstslide

binas 68
A


36 ATP 
opbrengst
-> hoe??? 

Slide 25 - Tekstslide

binas 68
A


36 ATP 
opbrengst
-> hoe??? kleine lettertjes!!! -->
dus eigenlijk hier -2 ATP

Slide 26 - Tekstslide

eiwitten 
en 
vetten stromen 
ook 
cyclus in!

Slide 27 - Tekstslide

eiwitten 
en 
vetten stromen 
ook 
cyclus in!

Slide 28 - Tekstslide

eiwitten 
en 
vetten stromen 
ook 
cyclus in!
-> dus verschil in 
opbrengst in ATP!

Slide 29 - Tekstslide

Hoeveel ATP wordt er gevormd bij de aerobe dissimilatie van glucose?
A
38 - 36 = 2
B
36 - 2 = 34
C
38-2 = 36
D
36+ 2 = 38

Slide 30 - Quizvraag

In welk celorganel vindt het grootste deel van de dissimilatie plaats?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrel
C
Ribosoom
D
Mitochondriën

Slide 31 - Quizvraag

Hoeveel ATP levert de anaerobe dissimilatie op?
A
1
B
2
C
38
D
40

Slide 32 - Quizvraag

Bij welke vorm van anaerobe dissimilatie ontstaat ook CO2 ?

A
Alcoholgisting
B
Melkzuurgisting

Slide 33 - Quizvraag

Welke organismen doen aan dissimilatie?
A
dieren, de meeste bacteriën, schimmels
B
planten en dieren en schimmels
C
autotrofe en heterotrofe organismen
D
planten, dieren, bacteriën en schimmels

Slide 34 - Quizvraag

Dissimilatie is...
A
Afbraak van organische moleculen
B
Afbraak van anorganische moleculen
C
Opbouw van organische moleculen
D
Opbouw van anorganische moleculen

Slide 35 - Quizvraag

Verschil tussen aerobe en anaerobe dissimilatie. Welke is juist?
A
Aeroob is met zuurstof Anaeroob is zonder
B
Aeroob is zonder zuurstof Anaeroob is met
C
Aeroob is met glucose Anaeroob is zonder
D
Aeroob is zonder glucose Anaeroob is met

Slide 36 - Quizvraag

Wat is aerobe dissimilatie?
A
Dissimilatie die zuurstof oplevert
B
Dissimilatie zonder zuurstof
C
Dissimilatie met voldoende zuurstof
D
Het bestaat niet

Slide 37 - Quizvraag

Een groot deel van de stofwisseling heeft tot doel om ENERGIE vrij te maken of vast te leggen (uit voedingsstoffen)

A
Dit is waar
B
Dit is NIET waar

Slide 38 - Quizvraag

Is 'glucose' een organische of een anorganische stof?
A
organische stof
B
anorganische stof

Slide 39 - Quizvraag

Een ander woord voor 'metabolisme' is...
A
zuurstof misbruik
B
ademhaling
C
vertering
D
stofwisseling

Slide 40 - Quizvraag

Een eiwit is opgebouwd uit
A
glucosemoleculen
B
aminozuren
C
vetzuurmoleculen

Slide 41 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van enzymen?
A
ze zijn substraatspecifiek
B
ze zijn reactiespecifiek
C
het zijn reactieversnellers (katalysator)
D
ze raken op

Slide 42 - Quizvraag

Vinden in de gistcellen in rijzend deeg alleen assimilatieprocessen, alleen dissimilatieprocessen of beide typen processen plaats?
A
alleen assimilatieprocessen
B
zowel assimilatie als dissimilatieprocessen
C
alleen dissimilatieprocessen
D
Geen van beide

Slide 43 - Quizvraag

Welke in de spieren gevormde stof leidt tot het vermoeide gevoel dat in die spieren optreedt?
A
zoutzuur
B
melkzuur
C
azijnzuur
D
salpeterzuur

Slide 44 - Quizvraag

In spieren van de mens vinden onder andere de volgende stofwisselingsprocessen plaats: 1) opbouw van eiwitten uit aminozuren, 2) vorming van melkzuur uit glucose, 3) vorming van glycogeen uit glucose, 4) vorming van CO2 en H2O uit glucose en O2.
Bij welk of bij welke van deze processen komt energie vrij die kan worden gebruikt voor het samentrekken van de spieren?
A
alleen bij proces 3
B
bij de processen 1 en 3
C
alleen bij proces 4
D
bij de processen 2 en 4

Slide 45 - Quizvraag

Iemand heeft zelf aardbeienjam gemaakt. Na een paar maanden opent hij een pot jam. Bij het openen van de pot komt er wat gas vrij. De jam ruikt naar alcohol.
Welke omzetting heeft in deze pot jam plaatsgevonden?
A
glucose + zuurstof -> alcohol + CO2
B
glucose* -> alcohol + zuurstof * zonder CO2
C
glucose * -> alcohol + CO2 * zonder zuurstof
D
glucose + zuurstof -> alcohol

Slide 46 - Quizvraag

huiswerk
opdracht 47 t/m 58 
extra verdieping over hoe fermentatie wordt toegepast bij de voedselbereiding = opdracht 59*

lees bs6

vb. zuurkool / yoghurt ... 

Slide 47 - Tekstslide