Periode 2 - Creatief schrijven 1HA4

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Creatief schrijven
= geen nieuwsbericht /  mail / zakelijke brief / verslag

Je draagt een gevoel over aan de lezer in de vorm van een verhaal, roman, thriller, songtekst en/of gedicht. Maak het meesleepend. 

Bij elk verhaal en bij elk genre is gevoel anders. Jij als schrijver zorgt dat het gevoel erin zit. 





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je op?
  • Is de tekst vloeiend/ loopt het?
  • Creativiteit (zinsbouw, woordgebruik, beeldspraak)
  • Spelling
  • Leestekens 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saaie zin <-> levendige zin
Voeg bijvoeglijk naamwoorden toe:

De jongen loopt in het bos.

  • De boze jongen uit groep 8 loopt door het donkere, natte bos. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Amos gaat het probleem oplossen.

In Zwolle luiden de kerkklokken.

Morgen vieren wij de verjaardag van Youssef. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Amos gaat het probleem oplossen.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In Zwolle luiden de kerkklokken.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Morgen vieren wij de verjaardag van Youssef.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede


Maak in het verhaal ook gebruik van de directe rede. Het verhaal wordt zo levendiger en spannender om te lezen:

  • Opeens schreeuwde hij: "Waar denk je wel waarmee je bezig bent!". 

  • "Ik ben alleen maar even aan het rondkijken", antwoordde ik vriendelijk.
 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve zinnen - (+ oefeningetje)
  1. Maak een korte zin met een onderwerp en een actief werkwoord.
  2. Verander de zin zo, dat duidelijk wordt hoe jij het voor je ziet. 
Voorbeeld:
  •  Op straat loopt een man 
  • ‘lopen’ is het actieve werkwoord. 
Wat doet de man echt? Holt hij? Schuifelt hij? Drentelt hij? Huppelt hij? 

Opdracht:
Els zit in de klas.

Slide 10 - Tekstslide

Maak het beeldend! Wat jij in gedachten ziet, probeer dat zo goed mogelijk te verwoorden.
Klaar voor de start?
Onderwerp
  1. Wat maakt je kat mee als hij door het kattenluikje naar buiten sluipt


    Noteer dit onderwerp op het papier voor je
  • Schrijf nu 10 woorden waar je aan denkt bij dit onderwerp (zelf doen)
  • Klassikaal bespreken -> lijst woorden op het bord

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar voor de start?
Onderwerp
  1. Wat maakt je kat mee als hij door het kattenluikje naar buiten sluipt


  • Aan de slag met schrijven... 
  • Woorden op het bord mag je NIET gebruiken
  • Minuut schrijven en dan blad doorgeven aan student achter je...
  • Start met de volgende zin....

    Om 17 uur 's middag in de koude maand januari verliet Boris, de kat, via het kattenluik het huis. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht creatief schrijven
  • Schrijf een fictief verhaal (250 - 400 woorden)
  • Bedenk een pakkende titel
  • Onderwerp: zomervakantie
  • Start je verhaal met:

Op woensdag 10 juli startte mijn vakantie pas echt, omdat.....

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies