Een optimale taakverdeling opstellen rekeninghouden met comparatief voordeel
Slide 3 - Tekstslide
Absoluut voordeel
Absoluut voordeel= Wanneer je specialiseert in een taak of een product ben je daar sneller of goedkoper in dan een ander. Je hebt een absoluut voordeel in geld of tijd
Het absoluut voordeel is daarom altijd een getal !
Slide 4 - Tekstslide
Comparatief voordeel
Comparatief voordeel = Maar als je niet de snelste of goedkoopste (absoluut voordeel) bent, kan je nog wel een comparatief voordeel hebben. Dan kies je voor de optie waarin je relatief het kleinste verschil hebt met de ander.
Het comparatief voordeel is daarom altijd een percentage of een factor!
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
Anne heeft een comparatief voordeel bij schoonmaken ten opzichte van de tuinwerkzaamheden, want factor is lager.
Als Anne wat moet doen, dan haar laten schoonmaken
Klaas
Anne
Totaal
Absoluut voordeel
Comparatief voordeel
Schoonmaken
3
4
7
Klaas
4/3= 1,33X
Tuinwerkzaamheden
3
5
8
Klaas
5/3= 1,66x
Totaal
6
9
15
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 4.10 maken
Maak opdracht 4.10
Hoe: individueel en stil
Tijd: 3 minuten daarna kort klassikaal behandelen
Klaar: ga verder met opgave 4.11
timer
3:00
Slide 7 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.10
Slide 8 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.11a
Mag je overschrijven in lesbrief
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 4.11 maken
Maak nu de rest van opdracht 4.11
Hoe: individueel en stil (tabel 4.7 en 4.8 mag je in lesbrief maken)
Tijd: 10 minuten daarna kort klassikaal behandelen
Klaar: ga verder met opgave 4.12
timer
10:00
Slide 10 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.11 b
Slide 11 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.11 c/d
Slide 12 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.11 e
Slide 13 - Tekstslide
Huiswerk
Lees paragraaf 4.5
Maak opdracht 4.10 t/m 4.11
Slide 14 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Maak opdrachten 4.12 t/m 4.15
Hoe: individueel en fluisterend overleg tweetal naast elkaar mogelijk
Slide 15 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.12
Slide 16 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 4.12 c/d/e
Toelichting: als Pim 6 uur schoonmaakt. Blijven er nog 2 uur schoonmaken over van Pim. Dat zal gedaan worden door Martijn. Die is 1,5 keer langzamer dan Pim (12/8= 1,5) met schoonmaken.
Dus 2 uur schoonmaken Pim= 2 x 1,5= 3 uur schoonmaken Martijn. = antwoord e
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk
Lees paragraaf 4.5 en arceer de belangrijke begrippen