Volgorde werkwoorden

Wortstellung
Correcte woordvolgorde hoofd/bijzin
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wortstellung
Correcte woordvolgorde hoofd/bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel

Je kunt de correctie woordvolgorde herkennen en toepassen (bijvoorbeeld bij schrijfvaardigheid)

Slide 2 - Tekstslide

Aufgabe 1

Korrigiere die Fehler bei Beispiel 1 und 2

Slide 3 - Tekstslide

Beispiel 1
Von: Dirk@gmail.com
An: Karin25@gmx.de
Betreff: Reflexion von es Projekt

Hallo Karin,
wie geht es dir? Mir geht es gut. Wir sind beschäftigt mit einem Projekt. Unserem Zielsetzung ist Ausländische Jugendlicher kennen lernen. Der Deutsche Jugend weißt viel zu weinig von die Niederlande. Das Einzige was sie wissten ist über Ajax und Holzschuhen. Ich finde das sehr leider .
Ich finde das Der Deutsche Jugend zumindest ein bischen über die Politik weißen musst. Auch isst unserem Geschichte sehr wichtig. Ich finde das sie mussen weißen wie Niederland Reich ist gewerden. Ich denke das wir das verandern können durch Austauschprojekten zu regeln.
Du kannst mir ein Bericht senden wenn ihr hilfe kann gebrauchen für ein Projekt auf deine Schüle.
So, das wär’s für heute.
Tschüss
Dirk

Slide 4 - Tekstslide

Beispiel 2
Von: 129252@leerling.almendecollege.nl
An: karin25@gmx.de
Betreff: Niederländische Schule

Hallo Karin,
ich habe schon lange Zeit nichts mehr von dir gehört. Wir mussen für Schule ein Projekt machen über deine Land weil wir mehr müssen wissen über die Jugend im Deutschland. Der Deutsche Schüleren denken nämlich das die Niederländische Schüleren viel Drogensüchtiger sind. Der Schüleren denken auch das die Schüleren im Holland viel Käse esst. Ich find das unwirklich das der Schüleren so wenig wissen. Der Schüleren müsen viel mehr wissen über der sport im Holland und seine Geschichte. Beispiel die Niederländische fußballmannschaft. Vielleicht mussen die Deutsche Fußballspielers Fußballen gegen Holland. Vielleicht können der Schüleren mehr lernen über die Niederlänsche Kultur durchmittel von Austausch.
Du kannst auch gebrauch machen von unsere Kenntnis fur deine Projekt. Ich freue mich immer auf deine Mail!

Tschüss
Donna





Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 2


Schreibe eine E-Mail. Wenn du damit fertig bist, zeigst du die Mail deinem Nachbarn/deiner Nachbarin

Slide 6 - Tekstslide

(in)formelle Mail
Situatie:
Du suchst nach einem Ferienjob und hast von deinem Freund die E-Mail Adresse des Hotels Müller in Deutschland bekommen. Du schreibst einen Bewerbungsbrief an Herrn Wetzig (info@hotelmuller.de).

Schreibe eine E-Mail von mindestens 100 Wörtern und verarbeite folgene Punkte:
• Je mailt waar je de vacature (= Anzeige) gezien/gelezen hebt (dit mag je zelf bedenken)
• Vertel waarom je graag wilt werken bij Hotel Müller.
• Vertel wie je bent, waar je woont en hoe oud je bent.
• Vertel over jouw relevante werkervaring (dit mag je zelf bedenken)
• Geef 3 argumenten waarom jij zo geschikt bent voor die functie.
• Schrijf wanneer je kunt beginnen en hoe lang je kunt werken.
• Vraag naar de werktijden en vraag hoeveel je per week verdient.
• Schrijf dat je op een spoedige reactie hoopt en sluit de brief af.





Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 3


Hast du überhaupt keinen Fehler gemacht, gehst du weiter mit den Hausaufgaben. Gab es leider doch Fehler gehst du weiter mit den nächsten Slides.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Deze zinnen kan je meestal makkelijk
vanuit het Nederlands vertalen ...

(In de volgende voorbeelden staat het onderwerp blauw en de persoonsvorm rood aangegeven)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Oefening
Toepassen theorie

Slide 17 - Tekstslide

Een voegwoord kan een hoofdzin met een andere hoofdzin verbinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Een voegwoord kan een bijzin niet aan een hoofdzin verbinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Welke voegwoorden kunnen twee hoofdzinnen aan elkaar verbinden?
A
aber, denn, und, als, ob
B
aber, und, oder, bevor, da
C
aber, und, dass, ob, obwohl
D
aber, und, oder, deshalb

Slide 20 - Quizvraag

Welke voegwoorden kunnen een hoofdzin aan een bijzin verbinden:
A
aber, und, da, dass
B
als, bevor, seitdem, weil
C
denn, und, als, bevor
D
da, dass, ob, wenn

Slide 21 - Quizvraag

In bijzinnen staat de persoonsvorm in het Duits achteraan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Oefenen

Slide 23 - Tekstslide

Er singt ein Lied .... wir hören zu.
A
da
B
dass
C
oder
D
und

Slide 24 - Quizvraag

Sie macht immer die Hausaufgaben ...... sie will gute Noten bekommen.
A
trotzdem
B
aber
C
oder
D
denn

Slide 25 - Quizvraag

Ich kaufe einen Laptop, ........ der alte Laptop kaputt ist.
A
ob
B
oder
C
weil
D
denn

Slide 26 - Quizvraag

Wir müssen zuerst die Aufgaben machen, ....... wir ins Kino gehen wollen.
A
und
B
bevor
C
während
D
ob

Slide 27 - Quizvraag

Ich habe einen Bruder und du hast eine Schwester.
Welke woorden zijn onderw. en persv.?
A
ich, hast, Bruder, Schwester
B
ich, habe, Schwester, hast
C
ich, habe, du hast

Slide 28 - Quizvraag

Ihr möchtet ins Kino gehen, aber ihr habt keine Zeit.
Welke woorden zijn onderw. en persv.?
A
ihr, gehen, ihr habt
B
ihr, möchtet, ihr, habt
C
ihr, möchtet gehen, ihr, habt

Slide 29 - Quizvraag

Er sagte mir, dass er hierzu keine Lust hatte.
Schrijf de persoonsvormen en onderwerpen op:

Slide 30 - Open vraag

Ich hatte keine Zeit, weil ich zum Zahnarzt musste.
Schrijf de persoonsvormen en onderwerpen op:

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Extra oefenzinnen

Slide 36 - Tekstslide

Übersetze ins Deutsche:
Wij kopen een nieuw huis, maar het is duur.

Slide 37 - Open vraag

Übersetze ins Deutsche:
Ik draag een jas, omdat het koud is.
(> weil)

Slide 38 - Open vraag

Übersetze ins Deutsche:
Wil jij een pizza of wil je liever een lasagne? (>möchten)

Slide 39 - Open vraag

Übersetze ins Deutsche:
Hij gaat naar huis, want hij is klaar.

Slide 40 - Open vraag

Übersetze ins Deutsche:
Ik wilde het uitleggen, maar hij heeft zich niet laten helpen.

Slide 41 - Open vraag

Übersetze ins Deutsche:
Wij denken, dat jij beter op had moeten letten.

Slide 42 - Open vraag

Hast du dein Lernziel erreicht?
(je kent de juiste woordvolgorde in Duitse zinnen)
A
Ja, ich verstehe es!
B
Ja, ich kann es auch jemanden erklären.
C
Ich finde es noch schwierig, aber übe noch!
D
Nein, ich verstehe es noch nicht.

Slide 43 - Quizvraag