6.1 hormonen en 6.2 homeostase en regelkringen [zelfstandige les 21-3]

Welkom
Deze les doe je zelfstandig 
Luister naar de uitleg door op de paarse audio te klikken (met oortjes) 
Bestudeer de theorie van 6.1 en 6.2 
Pak je binas (tabel 89) 


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Deze les doe je zelfstandig 
Luister naar de uitleg door op de paarse audio te klikken (met oortjes) 
Bestudeer de theorie van 6.1 en 6.2 
Pak je binas (tabel 89) 


Slide 1 - Tekstslide

Hoe werkt deze 'zelfstandige les'
1. zorg ervoor dat je voordat je start je voorkennis paraat is (6.1 en 6.2)
2. lees de leerdoelen en succescriteria
3. bekijk alle uitlegdia's en uitlegvideo's
4. controleer jezelf door de vragen en oefeningen tussendoor te doen
5. rond de lessonup af en maak de huiswerkopdrachten


Ik kan zien of je de lessonup hebt doorgenomen. Niet afgerond = absent

Slide 2 - Tekstslide

Homeostase
Je lichaam is in evenwicht
lichaamsprocessen verlopen alleen maar goed als de omstandigheden in je lichaam zo veel mogelijk constant zijn. Je lichaam probeert veranderingen dan ook zo snel mogelijk op te heffen.
  • Stoffen waarvan er te veel in je bloed komen, worden verwijderd. Dat heet uitscheiding
  • Stoffen waarvan er te weinig zijn, worden aangevuld.


Dit wordt aangestuurd door je zenuwstelsel en door je hormoonstelsel

Slide 3 - Tekstslide

Hoe blijft jouw bloedsuikerspiegel rond de norm?
Ben je aan het sporten, dan wordt er een hormoon afgegeven waardoor je alsnog voldoende glucose in je bloed hebt. Hoe doet je lichaam dat?


Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen wat hormonen zijn en hoe ze in het lichaam werken (en uitgewerkt raken)
- Je kunt noemen welke belangrijke hormoonklieren er zijn
- Je kunt uitleggen hoe een negatieve terugkoppeling werkt

BRON: BINAS 89, §6.1 & 6.2

Slide 4 - Tekstslide

Succescriteria
- Je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: hormonen, endocriene en exocriene klieren, (hormoon)receptor, doelwitcel of -orgaan

- Je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken



BRON: BINAS 89, §6.1 & 6.2

Slide 5 - Tekstslide

hormoonklier
bloed
doelwitorgaan
een orgaan dat een hormoon produceert en secreteert. Hormoon=signaalstof
een hormoon wordt ALTIJD afgegeven aan het bloed. Via het bloed wordt het hormoon vervoerd
het doelwitorgaan is opgebouwd uit cellen die specifiek reageren op het hormoon. Dit hormoon beïnvloedt zo de werking van dit orgaan

Slide 6 - Tekstslide

Hormoonklieren
1) Endocriene klier - geeft hormoon direct aan bloed af
2) Exocriene klier = zweet-/ speekselklier en geeft af aan de omgeving

Hormoonklieren produceren hormonen. Hormonen kunnen zich niet aan alle cellen binden en dus een reactie veroorzaken. Geen hormoonreceptor = geen reactie.

Productie door hormoonklieren
Afbraak/ verwijderen door lever/nier

Slide 7 - Tekstslide

(hormoon)klieren
1) Endocriene klier - geeft molecuul direct aan bloed af
2) Exocriene klier = zweet-/ speekselklier en geeft af aan de omgeving

Welke van de twee klieren zijn hormoonklieren?


BINAS 89A
BINAS 89B

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk minimaal één verschillen tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.

Slide 9 - Open vraag

6.2 homeostase en regelkringen
homeostase = stabiele en gelijkmatige toestand in lichaam 

Negatieve terugkoppeling = het eindproduct werkt remmend op het proces
- des te meer product, des te meer remming
- des te minder product, des te minder remming

doel = eindproduct binnen bepaalde waarden houden (binas 89C)

Slide 10 - Tekstslide

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er meer hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd in zijn werking.

Slide 11 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan gaan er meer impulsen over de baan die aangegeven wordt door de pijl.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd door impulsen.

Slide 12 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er minder hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd in zijn werking.

Slide 13 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een regelkring van het zenuwstelsel?
A
Dan gaan er minder impulsen over de baan die aangegeven wordt door de pijl.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd door impulsen.

Slide 14 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat is het effect als er in een regelkring alleen maar + staat?
A
Positieve terugkoppeling: versterking van het resultaat.
B
Negatieve terugkoppeling: een evenwicht.

Slide 15 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De melkgift komt op gang als een baby bij de moeder gaat drinken.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 16 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De lichaamstemperatuur is ongeveer 37 graden Celsius.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 17 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Een actiepotentiaal begint doordat er Na+ door het membraan stroomt.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 18 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Het zuurstofgehalte in het bloed blijft binnen bepaalde grenzen.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 19 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen endocriene en exocriene klieren?

Slide 21 - Open vraag

aan de slag
1. maak een begrippenlijst van 6.1 en 6.2

Controleer of je alle leerdoelen beheerst/ aan alle succescriteria voldoet. Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen. 
Vul op de laatste dia in of je behoefte hebt aan een contactmoment met de docent. 

Slide 22 - Tekstslide