HOE OVERLEEF IK MIJN TOETS?!

TOETSWEEK, HELP!!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

TOETSWEEK, HELP!!

Slide 1 - Tekstslide

GEINTJE NATUURLIJK, JULLIE KUNNEN DIT!!

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kunnen en kennen?
Kijk in de naslag voor de begrippen die je moet kennen:
  • tekst- en alinea-indeling
  • alineaverbanden
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • tekstdoelen

  • leesstrategieën
  • functie afbeeldingen

Slide 3 - Tekstslide

 inleiding
Manieren van inleiden:
  • reden geven van schrijven 
  • voorbeeld te geven
  • opbouw van de tekst geven
  • mening geven
  • belangrijkste informatie

Slide 4 - Tekstslide


Lees de inleiding
nauwkeurig.

Wat is de functie van de inleiding?
A
enkel aandacht trekken
B
het onderwerp noemen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 5 - Quizvraag

Kern
  • feiten
  • argumenten
  • oplossingen voor probleem dat in de inleiding wordt verteld
  • antwoord op de vraag van de inleiding


Slide 6 - Tekstslide

Wat is géén functie van de inleiding?
A
Het onderwerp aangeven of beschrijven.
B
De aanleiding noemen.
C
De centrale vraag stellen.
D
Een toekomstverwachting uitspreken.

Slide 7 - Quizvraag

Slot
  •  samenvatting van de tekst
  • conclusie
  • advies
  • vraag stellen
  • verwachting toekomst

Slide 8 - Tekstslide

Lees het slot. Wat is de functie van het slot?

A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
D
een toekomstverwachting geven

Slide 9 - Quizvraag

9. Als er 'dus' in het slot staat, wat zal dan waarschijnlijk de functie van het slot zijn?
A
Een advies geven
B
Een conclusie geven

Slide 10 - Quizvraag

Wat vind je niet in het slot?
A
een samenvatting
B
een blik naar de toekomst
C
een deelonderwerp
D
een conclusie

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent.
D
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 13 - Quizvraag

tekstverbanden

Slide 14 - Tekstslide

Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijd'?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits

Slide 15 - Quizvraag

Om.......Te.... tekstverband is
A
oorzaak - gevolg
B
redengevend
C
doel - middel
D
concluderend

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 17 - Quizvraag

" Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden"
Tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 18 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsomming
B
voorwaarde
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 19 - Quizvraag

onderwerp en hoofdgedachte
  •  onderwerp = waar gaat de tekst over (paar woordjes)
vind je vaak al in de titel of ondertitel
  • deelonderwerp = klein onderwerp in een tekst, bijv. onderwerp is voetbal, deelonderwerp is dan amateurvoetbal
  • hoofdgedachte = kijk door de ogen van de schrijver, wat wil hij/zij ermee bereiken/ wat wil hij/zij zeggen? (een zin)
staat meestal wel in de inleiding of slot, maar je moet er wel zelf over nadenken.

Slide 20 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 24 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 25 - Quizvraag

Leesstrategieën
Hangt af van het doel!!

  • nauwkeurig lezen (informeren)
  • zoekend lezen (instructie)
  • globaal lezen (amuseren)
(kritisch lezen) (overtuigen/overhalen)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video