Leesvaardigheid A

Leesvaardigheid A
  1. tekstsoort en schrijfdoel
  2. onderwerp en hoofdgedachte
  3. opbouw van een tekst
  4. tekstverbanden
  5. tekststructuren
  6. opbouw van een alinea
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid A
  1. tekstsoort en schrijfdoel
  2. onderwerp en hoofdgedachte
  3. opbouw van een tekst
  4. tekstverbanden
  5. tekststructuren
  6. opbouw van een alinea

Slide 1 - Tekstslide

Tekstsoorten en schrijfdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfdoelen en tekstsoorten

Slide 3 - Tekstslide

beschouwing
uiteenzetting
betoog
opiniëren
informeren
overtuigen

Slide 4 - Sleepvraag

onderwerp en hoofdgedachte

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp
Waar de tekst over gaat (nooit een hele zin)

Kijk naar: titel, inleiding en slot

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Onderwerp + het belangrijkste wat de schrijver daarover zegt (altijd een hele zin)
Hangt sterk samen met het schrijfdoel

Kijk naar: titel, inleiding en slot

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw van een tekst

Slide 8 - Tekstslide

onderwerp
  • inleiding: leidt het onderwerp in
ankedote/vraag/aanleiding/samenvatting/stelling

  • kern: meerdere alinea's met meerdere deelonderwerpen
argumenten opsommen/verschillende meningen geven/uitleg geven

  • slot: herhaalt de belangrijkste punten en de hoofdgedachte van de tekst
conclusie/samenvatting/afweging

Slide 9 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 10 - Tekstslide



  • chronologisch 
  • oorzaak-gevolg
  • reden/verklaring
  • doel-middel
  • voorwaarde
  • tegenstelling


  • vergelijking
  • opsomming
  • voorbeeld
  • samenvatting
  • conclusie 
  • toelichting
Welke verbanden zijn er?

Slide 11 - Tekstslide

Het volgende signaalwoord / de volgende signaalwoorden horen bij tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 12 - Quizvraag

opsomming
conclusie

reden/verklaring
doel
tijd
voorbeeld
bovendien
kort samengevat
aangezien
om te
sedert
ter illustratie

Slide 13 - Sleepvraag

Tekststructuren

Slide 14 - Tekstslide

  1. vraag/antwoordstructuur                                      vraag/(mogelijke) antwoorden/samenvatting/beste antwoord
  2. argumentenstructuur                                              stelling/argumentatie/stelling
  3. probleem/oplossingstructuur                             probleem/gevolgen, oorzaken en mogelijke oplossingen/mogelijke of beste oplossing
  4. verleden/heden/toekomststructuur                 onderwerp/verleden en heden/toekomst
5. verklaringsstructuur                        fenomeen/meer informatie of deskundigen aan het woord/(mogelijke) verklaring

inleiding
middenstuk
slot

Slide 15 - Tekstslide

Opbouw alinea

Slide 16 - Tekstslide

state
explain
illustrate 
sexi
kernzinnen!

Slide 17 - Tekstslide

mombakkes
weeromstuit
jeremiade
kakofonie
een masker/vermomming
helder geluid
reactie
klaagzang
veel (lelijk) geluid

Slide 18 - Sleepvraag

pareren
lucide
prat gaan op
gewiekst
afweren
grondig uitzoeken
verlichte
trots zijn op
bijdehand

Slide 19 - Sleepvraag

anarchistisch
paradox
progressief
soeverein
zonder hogere macht
behoudend
schijnbare tegenstelling
vooruitstrevend
onafhankelijk

Slide 20 - Sleepvraag

Vat kort samen waar de tekst 'Het nieuws als show' over gaat.

Slide 21 - Open vraag

18. Welke van de onderstaande beweringen geeft het beste de hoofdgedachte van tekst 1 weer?
A
De diverse...is gekomen.
B
De formule...worden toegejuicht.
C
De moderne...te komen.
D
De moderne...de actualiteit.

Slide 22 - Quizvraag

19. Hoe kan tekst 1 het beste worden getypeerd?
A
beschouwing, omdat...
B
beschouwing, omdat...
C
betoog, omdat...
D
betoog, omdat...

Slide 23 - Quizvraag

1. Bij welke alinea begint deel 2, Duiding van de veranderingen in de media?

Slide 24 - Open vraag

2. Bij welke alinea begint deel 4, Uniformering van de media?

Slide 25 - Open vraag

3. Welk kopje zou het beste passen boven alinea 13 en 14?
A
Differentiatie tussen de media
B
Meer herkenbare mensen in de media
C
Onvoorspelbaarheid bepaalt identiteit
D
Verdere professionalisering noodzakelijk

Slide 26 - Quizvraag

wat voor cijfer zou je scoren?
http://n-term.nl/
aantal punten = 29, N = 1.0

Slide 27 - Open vraag