Blok 3 Schrijven

Nederlands blok 3 schrijven
Wat gaan we doen:
KBL en BBL instructie - zelfstandig werken
TL: zelfstandig starten (alle theorie doorlezen schrijven blok 3)  en instructie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands blok 3 schrijven
Wat gaan we doen:
KBL en BBL instructie - zelfstandig werken
TL: zelfstandig starten (alle theorie doorlezen schrijven blok 3)  en instructie

Slide 1 - Tekstslide

Blok 3 Schrijven

Taalgebruik
Taalverzorging

Slide 2 - Tekstslide

 Taalgebruik
  • Een tekst wordt altijd geschreven voor een bepaald publiek. Een tekst in ‘Kidsweek’ is bijvoorbeeld bestemd voor kinderen die geïnteresseerd zijn in nieuws.
  • Als je zelf een tekst schrijft, is het belangrijk dat je weet wie je publiek is. Dan kun je daar rekening mee houden. Het maakt een groot verschil of je tekst bestemd is voor je beste vriend(in) of voor de directeur van je school.

Slide 3 - Tekstslide

 Taalgebruik
  • Als je een tekst schrijft voor je vrienden kun je net zo schrijven als je wilt. Je hoeft dan niet zo na te denken over de woorden die je gebruikt. Je gebruikt dan informeel taalgebruik.
  • Schrijf je een tekst voor onbekenden of voor volwassenen, dan moet je goed nadenken  hoe je iets schrijft. Je bent dan beleefder en gebruikt nettere wooorden. Dit noem je formeel taalgebruik. 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1 Schrijf een berichtje aan een klasgenoot
  • Stel je voor: je gaat morgen met de hele klas naar technologiemuseum NEMO in Amsterdam. 
  • Je bent vergeten hoe laat jullie op school moeten
    verzamelen. Ook weet je niet meer of je zelf voor je lunch
    moet zorgen of dat de school dat heeft geregeld.
  • Schrijf een berichtje met je vragen aan een klasgenoot.

Slide 5 - Tekstslide

Stel je voor: je gaat morgen met de klas naar museum NEMO in Amsterdam.
Je bent vergeten hoe laat jullie op school moeten verzamelen. Ook weet je niet meer of je zelf voor je lunch moet zorgen of dat de school dat heeft geregeld.
Schrijf een berichtje met je vragen aan een klasgenoot.

Slide 6 - Open vraag

Opdracht 2 Schrijf een berichtje aan je mentor.
  • De klasgenoot aan wie je een tekstberichtje hebt gestuurd in de vorige opdracht weet ook niet hoe laat jullie op school moeten verzamelen en of je zelf voor je lunch moet zorgen.
  • Je mentor weet het vast wel.
  • Schrijf een e-mail aan je mentor.

Slide 7 - Tekstslide

De klasgenoot aan wie je een tekstberichtje hebt gestuurd in de vorige opdracht weet ook niet hoe laat jullie op school moeten verzamelen en of je zelf voor je lunch moet zorgen. Je mentor weet het vast wel.

Schrijf een e-mail aan je mentor.

Slide 8 - Open vraag

Opdracht 3 Vergelijk je berichtje met je mailtje
Schrijf drie verschillen op tussen het tekstberichtje aan je klasgenoot en de mail aan je mentor uit de vorige opdrachten.

Slide 9 - Tekstslide

De verschillen op tussen het tekstberichtje aan je klasgenoot en het mailtje zijn:

Slide 10 - Woordweb

Met het publiek van een tekst bedoel je de mensen die de tekst gaan ____________
Voor je een tekst gaat _________________ , moet je eerst ________________ over wie het publiek is.  
Je moet rekening houden met je publiek en je taalgebruik aan hen _______________
Je kunt een tekst bijvoorbeeld moeilijker of makkelijker __________. 
Ook kun je beleefde taal ________________, of gewoon schrijven zoals je zelf zou _____________________tegen je vrienden.
lezen
schrijven
aanpassen
gebruiken
praten
nadenken
maken

Slide 11 - Sleepvraag

Wat heb je geleerd?

  • Wie je publiek is waarvoor je schrijft
  • Formeel- en informeel taalgebruik
  • Verschillen tussen tekst leerling en tekst mentor


Slide 12 - Tekstslide

Blok 3 Schrijven

 Taalverzorging

Slide 13 - Tekstslide

 Taalverzorging - afspraken en regels Schrijven
  • Gebruik hoofdletters en leestekens.
    Een tekst waarin hoofdletters en leestekens staan, is makkelijker te lezen.
  • In een zin schrijf je altijd een persoonsvorm.

  • Afspraken en regels: u of je
  • Gebruik nette woorden en wees beleefd. Volwassenen en onbekenden spreek je aan met u. Alleen als ze zeggen dat je 'je' mag zeggen, dan schrijf je 'je' .

Slide 14 - Tekstslide

Taalverzorging - afspraken en regels e-mail
  • Zet in de onderwerpregel het onderwerp van je e-mail.
  • Begin de e-mail met een aanhef (Beste, Geachte, Lieve, Hoi). Achter de aanhef zet je een komma en druk je twee keer op enter.
  • Schrijf in de eerste zinnen wat het onderwerp is en waarom je de e-mail schrijft.
  • De inhoud van je e-mail verdeel je in alinea’s .
  • De e-mail eindig je met een nette slotzin. Daarna druk je twee keer op enter.
  • Links onderaan schrijf je de slotgroet (Vriendelijke groet, Groetjes, Doei). Daarachter zet je een komma en druk je op enter.
  • Zet je naam onder de e-mail.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1 Schrijf een e-mail aan de heer Wouters
  • Stel je voor: je gaat morgen met de hele klas naar technologiemuseum NEMO in Amsterdam.
  • Je bent vergeten hoe laat jullie op school moeten
    verzamelen.
  • Ook weet je niet meer of je zelf voor je lunch moet zorgen
    of dat de school dat heeft geregeld.
  • Je klasgenoten weten het ook niet. 
  • Daarom schrijf je een e-mail aan de heer Wouters 

  • Let goed op alle regels voor het schrijven van een e-mail. Kijk ook in je boek op blz. 148 KBL/  blz 128 BBL

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken / huiswerk
Je werkt aan de email, en die stuur je naar mij. Ik moet de email 20-1 binnen hebben.

p.derijcke@opdc-almere.nl 


Slide 17 - Tekstslide

Blok 3 Schrijven
leerjaar 1

TL



Slide 18 - Tekstslide

Startopdracht
Schrijf op een nieuwe blz. bovenaan in je schrift:  Blok 3 Schrijven
Pak de volgende blz. voor je uit je boek: BBL blz. 127, KBL blz. 147 (deze heb je zometeen nodig voor  de vragen)

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen:
Na deze les kun je:
- je oriënteren op het onderwerp van de tekst;
- aanvullende informatie zoeken en selecteren in bronnen;
- een schrijfplan maken;
- met behulp van een schrijfplan alinea's schrijven;
- verschillende manieren voor de inleiding en het slot gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

TL  - Woordweb en woordsoorten
 (blz. 158);

Slide 21 - Tekstslide

woordweb 'school'

Slide 22 - Woordweb

overzicht woordsoorten
- zelfstandig naamwoorden;
- bijvoeglijke naamwoorden;
- werkwoorden.

Slide 23 - Tekstslide

TL (3) - Deelonderwerpen en zoekvragen
(blz. 159);

Als je een overzicht van deelonderwerpen hebt, bedenk je daar vragen bij.

Slide 24 - Tekstslide

Bedenk een zoekvraag bij het deelonderwerp 'vak'

Slide 25 - Open vraag

Aan de slag! 
Huiswerk voor 20-1
TL: opdr. 45, 48, 49 (via een Word document, deze naar mij mailen)
BBL/KBL: mail naar mij sturen

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd vandaag?
Je weet wat tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen zijn;
Je kunt:
- een beleefde e-mail aan een volwassene schrijven;
- een goede e-mail schrijven volgens de regels.
- je taalgebruik aan je publiek aanpassen.

Slide 27 - Tekstslide