Feiten, meningen en argumenten 4K

Feiten, meningen en argumenten
4K
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Feiten, meningen en argumenten
4K

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een feit is.
  • Ik weet wat een mening is.
  • Ik weet het verschil tussen feiten en meningen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Link

Even opfrissen
  • Feiten: zijn controleerbaar
  • Meningen: is wat iemand ergens van vindt, dus niet waar.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Feit of mening?
A
feit
B
mening
C
beide

Slide 7 - Quizvraag

Zweeds meisje spijbelt al twee weken: ‘Volwassenen verpesten de toekomst’

Slide 8 - Tekstslide

Feit of mening?
A
feit
B
mening
C
beide

Slide 9 - Quizvraag

[3] Het besluit om te gaan staken voor het klimaat nam ze deze zomer. Het was tijdens de zomermaanden nog nooit zo warm geweest in Zweden en het land werd opgeschrikt door vele bosbranden.

Slide 10 - Tekstslide

Feit of mening?
A
feit
B
mening
C
beide

Slide 11 - Quizvraag

[1] Minister Arie Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs) vindt het sympathiek als scholieren willen actievoeren, maar ze moeten dat niet onder schooltijd doen. De leerplicht gaat voor!

Slide 12 - Tekstslide

Feit of mening?
A
feit
B
mening
C
beide

Slide 13 - Quizvraag

  • Zelfstandig werken aan lezen H3 (studiewijzer)
  • Volgende les: argumenten
  • Donderdag leesuur (dus leesboek mee).
  • Schrijfopdracht - artikel: met beoordelingsformulier nakijken.
  • Volgende week: lezen H4

Vragen? Wanneer daar tijdens de les ruimte voor is of tijdens dalton.

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Feiten zijn controleerbaar, denk aan dingen die gezegd worden door mensen die geloofwaardig overkomen: ministers, wetenschappers, artsen en andere deskundigen.

Een mening is iets wat iemand ergens van vindt, maar niet per se waar.
Een mening herken je aan bijvoorbeeld: "Ik vind....", "Volgens ons...", "Zij denken dat......"

Slide 15 - Tekstslide

Argumenten

Slide 16 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat argumenten zijn.

Slide 17 - Open vraag

Argumenten
  • Uitleg bij een mening: waarom iemand iets vindt.
  • Signaalwoorden: omdat, namelijk, immers, want

Slide 18 - Tekstslide

Stellingen
Je krijgt zo een aantal stellingen te zien, waarop jij je mening geeft. Geef aan of je het eens of oneens met de stelling bent en geef een argument.
  • Maak gebruik van de signaalwoorden omdat, want, immers of namelijk

Slide 19 - Tekstslide

Sociale media hebben een slechte invloed op jongeren.

Slide 20 - Open vraag

Pesten moet strafbaar worden gesteld.

Slide 21 - Open vraag

Sportclubs moeten gratis worden voor jongeren.

Slide 22 - Open vraag

Argumenten gebaseerd op wat jij vindt, jouw gevoel erbij.

Feitelijke argumenten zijn gebaseerd op feiten. Iemand heeft hiervoor gebruik gemaakt van feiten om een mening te onderbouwen.

Slide 23 - Tekstslide

In je eigen woorden: feiten, meningen en argumenten

Slide 24 - Open vraag

En nu?
  • Zelfstandig werken aan lezen H3 (studiewijzer) - Zorg ervoor dat je dit voor maandag af hebt.
  • Antwoorden Lezen H3 komen op It's Learning
  • Morgen: leesuur, dus leesboek mee.
  • Schrijfopdracht - artikel: met beoordelingsformulier nakijken.
            Wil je feedback? Inleveren via It's Learning.
  • Volgende week starten we met Lezen H4.

Slide 25 - Tekstslide