toetsbegrippen t/m 30

Wat is het voordeel van een vrijblijvende offerte?
A
de klant kan na ondertekening de koop nog ongedaan maken
B
de verkoper heeft na ondertekening door de klant niet de plicht om te leveren
C
het is gelijk een order
D
de klant kan meerdere offertes aanvragen
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
HandelMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is het voordeel van een vrijblijvende offerte?
A
de klant kan na ondertekening de koop nog ongedaan maken
B
de verkoper heeft na ondertekening door de klant niet de plicht om te leveren
C
het is gelijk een order
D
de klant kan meerdere offertes aanvragen

Slide 1 - Quizvraag

Wat een kenmerk van een vaste offerte?
A
De verkoper moet altijd een orderbevestiging sturen om het formeel te maken
B
de verkoper hoeft bij ondertekening niet te leveren
C
de klant weet bij ondertekening dat er geleverd moet worden
D
deze wordt alleen gebruikt bij vaste klanten

Slide 2 - Quizvraag

1 Franco levering is een betalingsvoorwaarde.
2 Levering onder rembours is een leveringsvoorwaarde.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist. 2 is onjuist
D
1 is onjuist. 2 is juist

Slide 3 - Quizvraag

1 Bij een vrijblijvende offerte is een geldigheidsduur, voor de verkoper, niet zo belangrijk.
2 Bij een vaste offerte is een geldigheidsduur, voor de verkoper, wel belangrijk.
A
1+2 zijn beide juist
B
1+2 zijn beiden onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 4 - Quizvraag

1 De gun factor is een voorbeeld van sociale klantenbinding.
2 Het leveren van het beste product is een voorbeeld van structurele klantenbinding.
A
1+2 zijn beide juist
B
1+2 zijn beide onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 5 - Quizvraag

1 Klantretentie is een ander woord voor klagende klanten.
2 Financiële klantenbinding kan je creëren door kwantumkortingen.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 6 - Quizvraag

1 De indeling in hot, warm en cold prospect is een voorbeeld van prospectrating.
2 Een bemonsterde offerte is handig bij niet te standaardiseren producten.

A
1 + 2 zijn juist
B
1 +2 zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste indeling, van onder naar boven, in de klanten piramide?
A
inactief, suspects, prospects, klein, middelgroot, groot en topklanten
B
inactief, prospects, suspects, klein, middelgroot, groot en topklanten
C
suspects, prospects, inactief, klein, middelgroot, groot en topklanten
D
prospects, suspects, inactief, klein, middelgroot, groot en topklanten

Slide 8 - Quizvraag

1 De kwaliteit van alternatieven heeft geen invloed op de retentie.
2 Referenties hebben wel invloed op de emotionele binding.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 9 - Quizvraag

1 Clientrating wordt o.a. bepaald door de kosten en opbrengsten van een klant.
2 De indeling in A,B,C klanten is o.a. bepaald door de omzet en omzetpotentie van een klant.

A
1 + 2 zijn juist
B
1 + 2 zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 10 - Quizvraag

Bij rationele klantenbinding:
A
speelt de gunfactor een belangrijke rol
B
kijkt de klant naar de beste prijs kwaliteit verhouding
C
kijkt de klant niet naar het aanbod van de concurrent
D
kijkt de klant niet naar zijn bestelverleden bij een bepaalde leverancier

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen taak van een accountmanager?
A
het opstellen van een missie en visie
B
het opstellen van offertes
C
bewaken van targets
D
rapporteren aan het management

Slide 12 - Quizvraag

Bonuskorting is een voorbeeld van:
A
financiële klantenbinding
B
sociale klantenbinding
C
structurele klantenbinding
D
conjuncturele klantenbinding

Slide 13 - Quizvraag

stelling 1
Het bezoek van een accountmanager aan een klant heeft invloed op de klantkosten.

stelling 2
Het bezoek van een accountmanager aan een klant kan invloed hebben op de klantopbrengsten.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist; 2 is onjuist
D
1 is onjuist; 2 is juist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van accountbewaking door een accountmanager?
A
De begrote en gerealiseerde klantkosten in kaart brengen .
B
De begrote opbrengst na vergelijking met gerealiseerde klantopbrengsten bijstellen
C
Het op stellen accountplannen.
D
Acquisitie.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van een accountplan?
A
De missie en visie van de verkopende partij
B
De salesmix
C
accountbudget
D
accountanalyse

Slide 16 - Quizvraag