Deze signaalwoorden geven je een teken dat er dingen achter elkaar opgenoemd gaan worden. Dat noem je een opsomming. Hieronder zie je nog meer woorden die je een teken geven voor een opsomming.
Ik heb veel hobby’s. Ik game veel, ik houd van lezen en ik sport twee keer week.
Slide 5 - Tekstslide
Opsomming
Signaalwoorden voor opsomming zijn:
en
ook
Slide 6 - Tekstslide
Noteer de delen van de twee opsommingen.
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert wat verbanden zijn.
Je leert signaalwoorden herkennen.
Slide 8 - Tekstslide
Samenhang
Zinnen en alinea's:
staan in een bepaalde volgorde
hebben iets met elkaar te maken
Signaalwoorden: geven aan wat zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben.
Slide 9 - Tekstslide
Volgorde van tijd
Eerst haal je alle materialen uit de doos. Daarna check je of alles aanwezig is. Vervolgens neem je de handleiding door en ten slotte zet je het product in elkaar.
Slide 10 - Tekstslide
Volgorde van tijd
Eerst haal je alle materialen uit de doos. Daarna check je of alles aanwezig is. Vervolgens neem je de handleiding door en ten slotte zet je het product in elkaar.
De zinnen geven samen aan in welke volgorde iets uitgevoerd moet worden.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Tegenstelling
Tegenstelling: De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.
Wat is de tegenstelling?
Aan welk signaalwoord kan je de tegenstelling herkennen?