Hoofdstuk 2

De verwarmingsketel
  • cv-ketel
  • -> aardgas verbrand
  • de warmte van de verbranding maakt het water warm
  • de pomp zorgt dat het warme water naar de radiatoren in de kamers gaat
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De verwarmingsketel
  • cv-ketel
  • -> aardgas verbrand
  • de warmte van de verbranding maakt het water warm
  • de pomp zorgt dat het warme water naar de radiatoren in de kamers gaat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbrandingswarmte
Soortbrandstof
Verbrandingswarmte
Hout
16 MJ/kg
Steenkool
29 MJ/kg
Benzine
33 MJ/L
Stookolie
40 MJ/L
Butagas (campinggas)
110 MJ/m3
Aardgas
32 MJ/m3
Methaan
36 MJ/m3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbrandingswarmte Video

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbrandingsenergie berekenen 5 stappen
1) Verbrandingswarmte Spirtus 18 000 J/cm3
                                             In 5 minuten verbruik je 10 mL
2) Verbrandingsenergie = ? J
3) Verbrandingsenergie= verbrandingswarmte x volume
4)Verbrandingsenergie= 


5)Verbrandingsenergie=               J

Slide 4 - Tekstslide

Kaarsvet = Paraffine. verbrandingswarmte opzoeken op google.
Droog hout heeft een verbrandingswarmte van 16 MJ/kg. dit is
A
16.000 J/gram
B
16 mJ/gram
C
16 J/gram
D
1,6 kJ/gram

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2: De verbrandingswarmte van biogas is 21 MJ/m3. Hoeveel verbrandingswarmte zit er in 12.5 m3 biogas?
A
263 MJ
B
262 MJ
C
1.68 MJ
D
21 MJ

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbrandingswarmte
Verbrandingswarmte = de hoeveelheid warmte die een bepaalde hoeveelheid brandstof kan leveren (Binas tabel 19)
Brandstoffen:
  • vloeibaar (olie / benzine / spiritus)
  • gasvormig (aardgas / butaan / waterstof)
  • vast (hout / steenkool)
Warmte komt vrij door een chemische reactie (verbranding)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Warmtebronnen 
Chemische energie
In andere warmtebronnen wordt een brandstof verbrand. In een open haard is de brandstof hout en in een cv-ketel is de brandstof aardgas. 

De energie in een brandstof is chemische energie. Je zet chemische energie om in warmte door de brandstof te verbranden. Hoe meer brandstof wordt verbrand, des te meer warmte er ontstaat.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardgas verbranden
Wanneer je aardgas verbrand (zoals bij de ketel voor de verwarming) ontstaan er verbrandingsgassen. Je kunt deze gassen niet zien.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten verbrandingen
Als er genoeg zuurstof is zal het aardgas goed en dus volledig verbranden. Is er te weinig zuurstof dan zal het gas slecht of onvolledig verbranden. Bij deze laatste ontstaat roet en een giftig gas. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactie schema van een volledige verbranding

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onvolledige verbranding
aardgas verbranding -> als er te weinig zuurstof is krijg je een onvolledige verbranding
naast koolstofdioxide en waterdamp ontstaat er ook roet en koolstofmonoxide

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij het verbranden van aardgas wordt ............... omgezet
A
stralingsenergie
B
elektrische energie
C
chemische energie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk gas ontstaat als aardgas volledig verbrand?
A
biogas
B
koolstof-dioxide
C
stikstof
D
zuurstof

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reagens
Een reagens is een stof die een ander stof aantoont.
Met kalkwater toon je koolstofdioxide aan.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reagens
Een reagens is een stof die een ander stof aantoont.
Met wit kopersulfaat toon je water aan. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken met warmtebronnen
Dus Q = E = P x t
P moet ingevuld worden met de hoeveelheid Watt
t moet ingevuld worden met het aantal seconden.
De eenheid van de hoeveelheid warmte (Q) wordt dan Joule.

Een waterkoker met een vermogen (P) van 1200 Watt levert in 
2 minuten dus 1200 W x 120 s = 144.000 J aan warmte (144 kJ).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door welk product van een onvolledige verbranding van aardgas kan je stikken?
A
koolstofdioxide
B
koolstofmonoxide
C
roet
D
waterdamp

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorm van warmtetransport die plaatsvindt in vaste stoffen zoals metalen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken met warmtebronnen
De elektrische energie (E) die het verwarmingselement opneemt, wordt volledig omgezet in warmte (Q).

De hoeveelheid verbruikte elektrische 
energie (E) is afhankelijk van het 
vermogen van het apparaat (P) en 
de tijd (t) dat het apparaat aanstaat.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E=P x t
P =U x I
 E = U x I x t
Q = U x I x t

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warmtetransport:

Geleiding & Stroming & Straling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warmtetransport

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN vorm van warmtetransport?
A
Geleiding
B
Isoleren
C
Straling
D
Stroming

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies