thema 8 GEDRAG - afronden hoofdstuk met herhaling + TJ-DT_AFSL.T
Planning
huiswerkcontrole
herhaling 8.1 t/m 8.3
aan de slag met leren
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Planning
huiswerkcontrole
herhaling 8.1 t/m 8.3
aan de slag met leren
Slide 1 - Tekstslide
Voor de meivakantie is
8.1 + 8.2 + 8.3 uitgelegd,
dus die wil ik nog herhalen.....
Slide 2 - Tekstslide
Thema 8 Gedrag
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen 8.1 - Wat is gedrag?
Aan het eind van de les.....
kan ik beschrijven wat gedrag is en hoe biologen gedrag bestuderen.
Slide 4 - Tekstslide
Gedrag
=Alles wat een mens/dier doet.
Bijvoorbeeld:
geluiden maken, stilstaan, geurstoffen afgeven en slapen.
Gedrag bestaat meestal uit meerdere handelingen.
Slide 5 - Tekstslide
handelingen & gedragsketen
- Als gedrag bestaat uit een serie handelingen in een vaste volgorde, dan spreek je van eengedragsketen.
Gedragsketen
Handeling
Slide 6 - Tekstslide
Bestuderen van gedrag
Biologen bestuderen het gedrag van dieren (in het wild en in gevangen- schap).
In het wild vertonen dieren hun natuurlijke gedrag.
In gevangenschap gedragen dieren zich vaak anders.
Slide 7 - Tekstslide
Als een hond kwispelt,
denk je misschien;
´de hond is blij´,
maar dat je jouw mening (interpretatie)
Slide 8 - Tekstslide
Studie van gedrag
Observatie (en geen interpretatie!)
Alleen werkelijk gebeurde feiten (handelingen) mogen worden vermeld, zonder daarbij jouw interpretatie van het gedrag te geven.
Ethologie
De studie van gedrag
Slide 9 - Tekstslide
Studie naar gedrag
Ethogram= een objectieve beschrijving van de handelingen van een dier.
Deze gebruik je op een protocol te maken = Een lijst van opeenvolgende waargenomen handelingen van een dier.
Protocol
Ethogram
Slide 10 - Tekstslide
8.1 - Wat is gedrag?
Begrippenlijst=
Ethologie: studie naar gedrag.
Gedragsketen; een vaste opeenvolging van handelingen.
Handelingen: verschillende activiteiten waaruit gedrag bestaat.
Ethogram: beschrijvingen van handelingen.
Protocol: Lijst van de opeenvolgende waargenomen handelingen tijdens het onderzoek.
Observatie: Een feitelijke waarneming van gedrag.
Interpretatie: Een eigen uitleg van wat je waarneemt (mening).
Maak met deze begrippenlijst nu opdracht 4 in je boek (blz. 219)
Slide 11 - Tekstslide
Maak nu online
van thema 8
van basisstof 8.1
de TEST JEZELF
timer
10:00
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen 8.2 =
Ik kan beschrijven waardoor gedrag wordt veroorzaakt en
hierbij sleutelprikkels en supranormale prikkels onderscheiden.
Slide 13 - Tekstslide
begrippen 8.2;
prikkel
respons
uitwendige prikkel
inwendige prikkel
motivatie
sleutelprikkel
supranormale prikkel
(consumentengedrag)
Slide 14 - Tekstslide
Prikkels
Een prikkel is een verandering die je waarneemt in je omgeving of in je lichaam.
Als de informatie over een verandering uit je lichaam komt, gaat het om een inwendige prikkel.
Als het informatie is over een verandering buiten je lichaam, dan is het een uitwendige prikkel.
De respons is de manier waarop je reageert op de prikkel.
Slide 15 - Tekstslide
MOTIVATIE????
Veel motivatie = respons
Weinig motivatie = geen respons
Slide 16 - Tekstslide
Alleen een uitwendige prikkel is niet voldoende om een respons te krijgen.
Voor gedrag is motivatie nodig.
De motivatie bepaalt of gedrag wel of niet wordt vertoond.
Slide 17 - Tekstslide
Sleutelprikkel
Sleutelprikkel: prikkel die altijd een bepaalde reactie veroorzaakt.
De respons op een sleutelprikkel is aangeboren......
Slide 18 - Tekstslide
Supranormale prikkel
Slide 19 - Tekstslide
supranormale prikkel
Slide 20 - Tekstslide
Supranormale prikkels
Een (kunstmatige) prikkel die sterker een bepaald gedrag opwekt dan de normale sleutelprikkel.
Slide 21 - Tekstslide
Supranormale prikkels bij de mens en dieren:
BIjvoorbeeld deze kenmerken:
grote ogen, klein mondje, ronde vormen
Deze sleutelprikkels veroorzaken bij veel mensen de neiging tot troetelen. Ook jongen van dieren hebben deze kenmerken en veroorzaken bij mensen sleutelprikkels.
Slide 22 - Tekstslide
Consumentengedrag
Slide 23 - Tekstslide
Consumentengedrag
Slide 24 - Tekstslide
Consumentengedrag
Consumentengedrag =
gedrag van mensen die producten kopen.
Reclames gebruiken sleutelprikkels en supranormale prikkels om mensen over te halen product te kopen.
Slide 25 - Tekstslide
Supranormale prikkels die voor meer verkoop zorgen:
Slide 26 - Tekstslide
Maak nu online
van thema 8
van basisstof 8.2
de TEST JEZELF
timer
10:00
Slide 27 - Tekstslide
8.3 - Aangeboren en aangeleerd gedrag
Slide 28 - Tekstslide
Leerdoelen 8.3 =
Ik kan de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald.
Ik kan verschillende vormen van leren beschrijven.
Slide 29 - Tekstslide
begrippen 8.3;
aangeboren gedrag
aangeleerd gedrag
inprenting
trail and error
conditionering
gewenning
Slide 30 - Tekstslide
aangeboren of aangeleerd;
Gedrag kan worden bepaald door erfelijke factoren en door leerprocessen.
Als erfelijke factoren gedrag bepalen, is dat aangeboren gedrag (= erfelijk gedrag). Aangeboren gedrag wordt bi dieren vaak instinct genoemd.
Als gedrag ontstaat door het te leren, is dat aangeleerd gedrag.
Gedrag is vaak een combinatie van aangeboren en aangeleerd gedrag.
Slide 31 - Tekstslide
inprenting
Er zijn verschillende manieren van leren.
Bij inprenting is er een korte periode in het leven van dieren (=de gevoelige periode) waarin een bepaald gedrag wordt aangeleerd.
Het leren herkennen van ouders of soortgenoten is daarvan een voorbeeld.
Slide 32 - Tekstslide
trail and error
(= proefondervindelijk leren)
Dit is een manier van leren door toevallige ontdekkingen.
Bijvoorbeeld:
Een insectenetende vogel eet geen zwartoranje rupsen meer, nadat het enkele keren de vieze smaak ervan heeft geproefd.
Slide 33 - Tekstslide
Conditionering
Gedrag dat door beloning of straf wordt aangeleerd.
voorbeelden van beloning = bijvoorbeeld wel eten - aandacht
voorbeelden van straf = bijvoorbeeld geen eten-pijn-geen aandacht
Slide 34 - Tekstslide
Gewenning
Een bepaalde reactie op een prikkel wordt bij herhaling van de prikkel afgeleerd.
Slide 35 - Tekstslide
Gewenning
Bijvoorbeeld door een paard regelmatig aan vuur bloot te stellen, schrikt het paard niet meer van vuur.