V4 Repaso pret.indef. imperfecto y pret.perf.

¡Bienvenidos chicos y chicas!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan inmiddels...
-    iemand vragen hoe met hem/haar is (fysiek).
-    vertellen waar ik pijn heb.
-    praten over mijn gemoedstoestand.
-    praten over gezondheid.

Slide 2 - Tekstslide

Ik kan inmiddels...
-    ook in voltooid verleden tijd iets vertellen

Slide 3 - Tekstslide

Hoy un repaso..
1.  Wat kennen jullie al? Indefinido/imperfecto (verleden tijd)
2. Pretérito perfecto (regelmatige werkwoorden)
3. Onregelmatige voltooid deelwoorden. 
4. Wederkerende werkwoorden (Pretérito perfecto) 

Slide 4 - Tekstslide

Indefinido/imperfecto
imperfecto
antes
cada día
todos los domingo
Normalmente
Siempre
Todos los días
...

Antes iba mucho de vacaciones a España.
Todos los domingos jugaba al fútbol.

Indefinido
Ayer
la semana pasada
En 2010
El verano pasado
Ayer por la noche
Hace dos años
En julio
...
En julio fui de vacaciones a España
En 2010 terminé los estudios.

Slide 5 - Tekstslide

Pretérito perfecto
- Gebeurtenissen in het verleden die een verband hebben met het heden.
 "Elena ha venido ahora mismo" "Elena is net gekomen"
"Hoy he comido sopa de verduras." "Vandaag heb ik groentesoep gegeten"

- Voor dingen die iemand tijdens  zijn leven gedaan heeft.
"Mi tía Rosa ha viajado mucho" Mijn tante Rosa heeft veel gereisd"
"Mi padre ha estado muchas veces de vacaciones en Indonesia"


                              

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Presente perfecto

Slide 8 - Tekstslide

Pretérito perfecto

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Onregelmatige voltooid deelwoord
decir  -----          dicho           (zeggen)
hacer -----          hecho         (doen/maken)
abrir -----            abierto        (openen)
volver  -----         vuelto          (teruggaan)
escribir----        escrito        (schrijven)
ver     ----             visto             (zien)
poner    ---         puesto        (plaatsen/neerzetten)
romper ----         roto               (breken)

Slide 11 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Yo                                           me     he
Tú                                           te       has                                               ducharse
Él/ella/ usted                    se       ha
Nosotros/-as                    nos   hemos        + duchado
Vosotros/-as                     os     habéis
Ellos/ellas/ustedes         se     han

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Pretérito perfecto:
Esta mañana ..... ...............un vaso de leche con galletas. (desayunar-yo)

Slide 14 - Open vraag

Pretérito perfecto:
Hoy Juan...... ...............en casa de su tía.
(comer)

Slide 15 - Open vraag

Pretérito perfecto:
Esta semana ....... ..................a la fiesta de Felipe.
(ir-nosotros)

Slide 16 - Open vraag

Pretérito perfecto:
Esta noche....... ..............la música muy alta.
(vosotros-poner)

Slide 17 - Open vraag

Pretérito perfecto:
Hoy..... ............. un correo electrónico a sus amigos.
(ellos-escribir)

Slide 18 - Open vraag

Pretérito perfecto:
¿...... ......... a María en clase esta mañana? (ver-tú)

Slide 19 - Open vraag

Pretérito perfecto:
Juan y María.......... ................ este verano en Ibiza. (casarse)

Slide 20 - Open vraag

Koppel de werkwoorden aan de voltooid deelwoorden
Volver
Decir
Poner
Abrir
Hacer
Romper
Escribir
Vuelto
Ver
Visto
Escrito
Roto
Hecho
Abierto
Puesto
Dicho

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de groene voltooid deelwoorden naar de juiste werkwoorden
decir = zeggen
volver = terugkomen
escribir = schrijven
romper = breken
abrir = openen
hacer = doen/ maken
poner = zetten/ leggen
ver = zien
visto
dicho
roto
abierto
vuelto
hecho
escrito
puesto

Slide 22 - Sleepvraag

¿Cómo te sientes?
Yo...

Slide 23 - Open vraag

¿Cómo te sientes?
Yo...

Slide 24 - Open vraag

¿Cómo te sientes?
Yo...

Slide 25 - Open vraag

¿Qué le pasa
a esta chica?
A
ella está nervioso
B
se rompe el dedo
C
ella está nerviosa
D
la chica está nerviosa

Slide 26 - Quizvraag

¿Qué le pasa
a este chico?
A
a este chico le duele la cabeza
B
el chico tiene dolor de cabeza
C
el chico tiene dolor por la cabeza
D
le doler de cabeza

Slide 27 - Quizvraag

¿Qué le pasa
a este señor?
A
le duele la rodilla
B
a él le duele la rodilla
C
le hace mover la rodilla
D
el duele la rodilla

Slide 28 - Quizvraag

Qué le pasa
a esta señora?
A
le duele el pies
B
le duelen el pie
C
les duele los pies
D
le duelen los pies

Slide 29 - Quizvraag

¿Qué le pasa a Paco?
Tiene la gripe
Tiene fiebre
Tiene hambre
Está cansado
Tiene un catarro
Tiene 39C y tiene frío
Estornuda mucho y tiene tos
Le duele la barriga porque no ha comido....
Le duelen los pies y no puede más
Le duele todo el cuerpo y toma una aspirina

Slide 30 - Sleepvraag

¿Qué le pasa a María en su primera maratón?
Le duelen los pies
Tiene sed
Tiene calor
Está cansada
Le duele el estómago
Después de 10 kilómetros necesita beber agua
Ha comido mucho ántes de correr y a los 20 kilómetros
El dia de la maratón hace 25 grados y hay mucho sol.
A los 40 kilómetros casi no puede más
Las zapatillas de running son nuevas y causan problemas

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

¡Ya puedes hacer frases largas!
Combina lo que has aprendido...

mira...

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Traduce la primera parte de esta frase
(denk aan pretérito perfecto)
Deze morgen ben ik niet naar school gegaan..

Slide 35 - Open vraag

Traduce la segunda parte de esta frase

..op de fiets met mijn vrienden..

Slide 36 - Open vraag

Traduce la tercera parte de esta frase
(denk aan pretérito imperfecto/hablaba)
..omdat ik (man) moe was

Slide 37 - Open vraag

¿Recuerdas la frase completa?
Deze morgen ben ik (man) niet naar school gegaan op de fiets met mijn vrienden omdat ik moe was..

Slide 38 - Open vraag

¿Y esta?
Deze morgen ben ik (vrouw) naar school gegaan met de metro omdat ik moe was.

Slide 39 - Open vraag

¿Y esta? Ik heb dit weekend veel gedaan, ik heb gewerkt, ben naar een feest gegaan met mijn vrienden en heb veel geslapen.

Slide 40 - Open vraag


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
slapen
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 41 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 42 - Open vraag


¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

0

Slide 44 - Video