Uitleg Beeldaspect KLEUR

Beeldaspect 
Kleur
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingTekenen+1Middelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Beeldaspect 
Kleur

Slide 1 - Tekstslide

Beeldaspect 
Kleur

Slide 2 - Tekstslide

Beeldaspect 
Kleur

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen, uitleggen en toepassen welke verschillende kleuren en kleurcontrasten er zijn.  

Slide 4 - Tekstslide

Wat is kleur?
Kleur heeft een aantal eigenschappen: toon, helderheid en verzadiging. De toon bepaalt de soort of familie waartoe de kleur behoort, bijvoorbeeld rood. De helderheid zegt iets over de mate waarin het licht weerkaatst wordt en de verzadiging zegt iets over de hoeveelheid pigment in een kleur.


Vincent van Gogh, Caféterras bij nacht,1888, olieverf op doek

Slide 5 - Tekstslide

Primaire kleuren
de primaire kleuren zijn: 
  1. rood
  2. geel 
  3. blauw

Slide 6 - Tekstslide

Secundaire kleuren
  • secundaire kleuren ontstaan wanneer we twee primaire kleuren met elkaar mengen

  • oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren, hiernaast zie je hoe je deze kleuren mengt

Slide 7 - Tekstslide

Tertiaire kleuren
dit zijn de kleuren die ontstaan door het mengen van een primaire kleur met een secundaire met elkaar, hierdoor onstaan bruinen en grijzen, legergroen.

Slide 8 - Tekstslide

Kleur tegen kleurcontrast
dit contrast is het sterkst wanneer je felle, pure kleurvlakken tegen elkaar aan zet, zonder omtreklijnen

Slide 9 - Tekstslide

Complementair contrast
deze kleuren versterken elkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.

dit zijn: 
paars-geel, 
rood-groen,
blauw-oranje.

Slide 10 - Tekstslide

Licht-donker contrast
  • dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren  
  • wit -zwart is het grootste contrast 
  • je maakt kleuren donkerder of lichter door het bijmengen van zwart of wit

Slide 11 - Tekstslide

Warme en koude kleuren
warme kleuren: geel, geeloranje, roodoranje, rood en roodpaars.
  • zijn warm, denk aan een zonsondergang
  • lijken dichterbij, naar voren te komen
  • vormen een contrast met koude kleuren 

koude kleuren: blauwpaars, blauw, blauwgroen, groen, geelgroen.
  • zijn koel, denk aan de zeekleuren
  • lijken verder weg, gaan naar achteren
  • vormen een contrast met warme kleuren 

    Slide 12 - Tekstslide

    Koud–warm contrast
    een warme kleur naast een koude kleur geeft een koud-warmcontrast

    Slide 13 - Tekstslide

    Kleurenfamilie
    • dit zijn alle kleuren die uit dezelfde kleur zijn gemengd. Ze verschillen heel weinig van elkaar. Bijvoorbeeld alle kleuren groen bij elkaar. Dus blauwgroen, geelgroen en witgroen horen tot dezelfde kleurenfamilie Groen 

    • kleuren in een kleurenfamilie hebben steeds één kleur gemeenschappelijk 

      Slide 14 - Tekstslide

      Expressief kleurgebruik
      Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties in een voorstelling uit te drukken.

      Slide 15 - Tekstslide

      Signaalfunctie
      kleuren kunnen ook een signaalfunctie hebben, zo kan de kleur aangeven dat er gevaar bestaat, of dat er geen gevaar is

      Slide 16 - Tekstslide


      Maak 8 kleine tekeningetjes (2 op      1 A4), waarin je de 8 begrippen laat zien in een kleine  tekening. Zet je begrip onder de tekening.
      Materiaal is vrij om te kiezen.
      Hoe beter je fantasie gebruikt des te beter je cijfer. Wees dus creatief!
      Inleveren op 20 april voor 16.00 uur bij je eigen tekendocent via de mail (foto's 4x A4 totaal 8 tekeningen )
      Begrippen kleur:
      1. Primaire kleuren
      2. Secundaire kleuren
      3. Kleur-tegen-kleur contrast
      4. Complementair contrast
      5. Licht-donker contrast
      6. Koud-warm contrast
      7. Kleurenfamilie
      8. Signaalkleuren
      Opdracht : Kleur

      Slide 17 - Tekstslide

      Beoordelingscriteria
      • Kennis: je snapt de begrippen en kunt ze toepassen
      • Eigen Expressie: je eigen fantasiegebruik 
      • Netheid: je hebt netjes gewerkt

      Slide 18 - Tekstslide