In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Beeldaspect
Kleur
Slide 1 - Tekstslide
Oefenen met kleur en de kleurcontrasten
Slide 2 - Tekstslide
Wat is kleur?
Kleur heeft een aantal eigenschappen: toon, helderheid en verzadiging. De toon bepaalt de soort of familie waartoe de kleur behoort, bijvoorbeeld rood. De helderheid zegt iets over de mate waarin het licht weerkaatst wordt en de verzadiging zegt iets over de hoeveelheid pigment in een kleur.
Vincent van Gogh, Caféterras bij nacht,1888, olieverf op doek
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn de primaire kleuren?
Slide 4 - Open vraag
Primaire kleuren
de primaire kleuren zijn:
rood
geel
blauw
Slide 5 - Tekstslide
Wat zijn de secundaire kleuren?
Slide 6 - Open vraag
Secundaire kleuren
secundaire kleuren ontstaan wanneer we twee primaire kleuren met elkaar mengen
oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren, hiernaast zie je hoe je deze kleuren mengt
Slide 7 - Tekstslide
Hoe noem je het verschil tussen 2 kleuren die een bepaald effect veroorzaken. Zoals warme en koude kleuren?
Slide 8 - Open vraag
. . . . . - contrast
dit contrast is het sterkst wanneer je felle, pure kleurvlakken tegen elkaar aan zet, zonder omtreklijnen.
Wat komt er op de puntjes?
Antwoord op de volgende slide.
Slide 9 - Tekstslide
Dit contrast is het sterkst wanneer je felle, pure kleurvlakken tegen elkaar aan zet, zonder omtreklijnen. Hoe heet dit contrast?
Slide 10 - Open vraag
kleur tegen kleur
Slide 11 - Tekstslide
Welke sfeer krijg je door het gebruik van een kleur tegen kleur contrast?
Slide 12 - Open vraag
Complementair contrast
deze kleuren versterkenelkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.
dit zijn:
paars-geel,
rood-groen,
blauw-oranje.
Slide 13 - Tekstslide
Licht-donker contrast
dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren
wit -zwart is het grootste contrast
je maakt kleuren donkerder of lichter door het bijmengen van zwart of wit
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Hoe heet het contrast op het vorige plaatje?
A
kleur tegen kleurcontrast
B
licht donker contrast
C
warm koud contrast
D
hard zacht contrast
Slide 16 - Quizvraag
Noem de drie complementaire kleur contrasten:
Slide 17 - Open vraag
Warme en koude kleuren
warme kleuren:
zijn warm en gezellig
lijken dichterbij
vormen een contrast met koude kleuren
koude kleuren:
zijn koel en rustig
lijken verder weg
vormen een contrast met warme kleuren
Slide 18 - Tekstslide
Koud–warm contrast
een warme kleur naast een koude kleur geeft een koud-warmcontrast
Slide 19 - Tekstslide
Kleurenfamilie
dit zijn alle kleuren die uit dezelfde kleur zijn gemengd. Ze verschillen heel weinig van elkaar. Bijvoorbeeld alle kleuren rood. Maar ook roden en paarsen behoren tot dezelfde kleurenfamilie
kleuren in een kleurenfamilie hebben steeds één kleur gemeenschappelijk
Slide 20 - Tekstslide
Expressief kleurgebruik
Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties die een voorstelling bij de schilder opriep weer te geven.
Slide 21 - Tekstslide
Symbolisch kleurgebruik
Kleurgebruik om de funtie
van iets uit te leggen.
Bijvoorbeeld personen.
Slide 22 - Tekstslide
Signaalfunctie
kleuren kunnen ook een signaalfunctie hebben, zo kan de kleur aangeven dat er gevaar bestaat, of dat er geen gevaar is
Slide 23 - Tekstslide
Quiz
Slide 24 - Tekstslide
de primaire kleuren zijn?
A
Rood, oranje, geel
B
Blauw, groen, geel
C
Paars, oranje, geel
D
Rood, blauw, geel
Slide 25 - Quizvraag
de secundaire kleuren zijn?
A
groen, paars en bruin
B
oranje, paars en geel
C
groen, oranje en blauw
D
groen, oranje en paars
Slide 26 - Quizvraag
oranje maak je met?
A
geel en paars
B
rood en wit
C
geel en rood
D
geel en wit
Slide 27 - Quizvraag
groen maak je met
A
blauw en rood
B
rood en blauw
C
rood en geel
D
geel en blauw
Slide 28 - Quizvraag
paars is de mengkleur van?
A
blauw en rood
B
geel en rood
C
blauw en geel
D
rood en zwart
Slide 29 - Quizvraag
welke kleurcontrasten herken je?
A
licht-donker contrast
B
koud-warm contrast
C
complementair contrast
D
kleur-tegen-kleur contrast
Slide 30 - Quizvraag
hier zie je een?
A
een kleur tegen kleur contrast
B
twee primaire kleuren
C
twee secundaire kleuren
D
een complementair contrast
Slide 31 - Quizvraag
Welk contrast zie je hier?
Slide 32 - Open vraag
hier zie je?
A
een koud-warm contrast
B
warme kleuren
C
koude kleuren
D
een licht-donker contrast
Slide 33 - Quizvraag
Hier zie je een?
Slide 34 - Open vraag
Bij een complementair kleurcontrast staat er altijd een primaire kleur tegenover een secundaire kleur
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quizvraag
Maak 8 kleine tekeningetjes op een A4, waarin je onderstaande begrippen laat zien.
Hoe beter je expressie (fantasiegebruik) des te beter.