Clase 32. Repaso unidad 5

¡Bienvenidos chicos y chicas!





Martes,  30 de marzo de 2021
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos chicos y chicas!





Martes,  30 de marzo de 2021

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulario unidad 5

Slide 2 - Tekstslide

Unidad 5 Gramática 
1. Het werkwoord "estar"
2. Ser /Estar (zijn)
3. Ser/Estar/Hay
4. Plaatsbepalingen 

Slide 3 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen hay/ser/estar

Slide 4 - Open vraag

Herhaling ww estar
1) vervoegingen: estoy / estás / está / estamos / estáis / están.
2) bij plaatbepalingen ALTIJD het werkwoord estar gebruiken (dus GEEN ser)
3) estar kent meerdere vertalingen: 
zijn / zich bevinden / liggen / hangen / staan 
Deze NL werkwoorden geven allemaal plaatsbepalingen aan!

Slide 5 - Tekstslide

SER/ESTAR/HAY
SER      Wat is iets of iemand.
ESTARWaar is iets of iemand.
HAY:       Er is/er zijn 
Juan es español.
María está en la playa.
Hay dos sillas en la habitación.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

en
enfrente de
a la izquierda de
delante de 
al lado de
a la derecha de
entre
detrás de
achter
voor
naast
tussen
tegenover
rechts
links
in

Slide 8 - Sleepvraag

Yo ... de Holanda.
A
soy
B
estoy

Slide 9 - Quizvraag

Yo ... en Holanda.
A
soy
B
estoy

Slide 10 - Quizvraag

¿Dónde ... Elena?
A
es
B
está

Slide 11 - Quizvraag

¿De dónde ... Elena?
A
es
B
está

Slide 12 - Quizvraag

Kies hay, ser of estar:
_________ muchas bicicletas en Holanda.

Slide 13 - Open vraag

Kies hay, ser of estar:
José y yo ___________ amigos.

Slide 14 - Open vraag

Kies hay, ser of estar:
__________ una biblioteca enfrente del supermercado.

Slide 15 - Open vraag

Kies hay, ser of estar:
Mis padres __________ en Barcelona.

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg de werkwoorden in de PRESENTE:

Slide 17 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord:
Nosotros (tener)

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Ella (beber)

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Mi padre (llamarse) Francisco.

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Vosotros (querer)

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Mis amigos (ser) holandeses.

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Tú (vivir) en Dordrecht.

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
José (hablar) inglés e italiano.

Slide 24 - Open vraag

Vertaal: Wij hebben twee badkamers.

Slide 25 - Open vraag

Vertaal: Ik heb een groot bed.

Slide 26 - Open vraag

Vertaal: Er zijn vier slaapkamers.

Slide 27 - Open vraag

Vertaal: Er is geen terras in de tuin.

Slide 28 - Open vraag

Vertaal: De boeken liggen onder de tafel.

Slide 29 - Open vraag

Vertaal: Mijn mobiel ligt op het bureau.

Slide 30 - Open vraag