Oefenluistertoets niveau A1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Fragment 1

Lees eerst de zinnen en daarna nog eens naar het fragment.

 Geef van de volgende beweringen aan of ze goed of fout zijn. 

1 Lisa’s broer Louis is 11 jaar oud. 

2 Lisa heeft dezelfde interesses als Louis.

3 Chantal en Nathan komen uit hetzelfde dorp. 

4 Lisa en haar zus Élise slapen in de caravan. 

5 Lisa vond de vakantie tegenvallen. 

De broer van Lisa is 11 jaar.

1. Goed
2. Fout

Lisa heeft dezelfde interesses als haar broer Louis.

1. Goed
2. Fout

Chantal en Nathan komen uit hetzelfde dorp.

1. Goed
2. Fout

Lisa vond de vakantie tegenvallen.

1. Goed
2. Fout

Fragment 2

Je gaat luisteren naar Maéva en Adrien. Ze praten over hun rapport.

 

A Lees eerst onderstaande zinnen. Luister daarna naar het fragment en onderstreep het juiste antwoord.

 1 [1p] Maéva en Adrien hebben problemen met hetzelfde / een ander vak.

B Lees eerst de zinnen en luister daarna nog eens naar het fragment. Geef aan of de zinnen goed of fout zijn. 

 1 Maéva heeft een 4 op haar rapport. 

 2 Volgens Adrien is Maéva slecht in wiskunde. 

 3 Haar vriendinnen hebben goede cijfers. 

 4  Adrien heeft een probleem met Engels en Frans. 

 5 Maéva vindt dat de cijfers van Adrien meevallen. 

Maéva heeft een 4 op haar rapport.

1. Goed
2. Fout

Maeve en Adrien hebben problemen met

1. hetzelfde vak
2. een ander vak

Volgens Adrien is Maéva slecht in wiskunde.

1. Goed
2. Fout

Haar vriendinnen hebben goede cijfers.

1. Goed
2. Fout

Adrien heeft een probleem met Engels en Frans.

1. Goed
2. Fout

Maéva vindt dat de cijfers van Adrien meevallen.

1. Goed
2. Fout

Waarom heeft Maeva een slecht cijfer?

1. Ze begrijpt niets van Wiskunde.
2. Ze heeft een strenge docent.
3. Ze heeft er te weinig aan gedaan.

«Bonne idée!» Wat is een goed idee?

1. Maeva en Adrien gaan elkaar helpen.
2. Maeva en Adrien gaan de toets opnieuw maken.
3. Maeva en Adrien gaan bijlessen volgen.

Fragment 3

Je gaat luisteren naar Céline. Ze praat over Brussel.

A Lees eerst onderstaande onderwerpen. Luister daarna naar het fragment en kruis aan over welke onderwerpen Céline praat.

 A O de stad Brussel

 B O haar huis

 C O vakantie

 D O haar hobby's 

Fragment 3

B Lees eerst de zinnen en luister daarna nog eens naar het fragment. Onderstreep het juiste antwoord.

 1 Céline woont in / in de buurt van Brussel.

2 Haar opa en oma wonen in hetzelfde huis / dezelfde straat.

3 Céline vindt haar opa en oma leuk / niet zo leuk.

4 Céline is wel / niet tevreden met haar kamer.

5 Célines vader heeft een restaurant / is in Italië.