herhaling WO1

overzicht WO 1
1: Wie bij wie?
2: De oorzaken van de oorlog.
3: De oorlog. 
4: Nederland tijdens WO 1.
5: De vrede.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

overzicht WO 1
1: Wie bij wie?
2: De oorzaken van de oorlog.
3: De oorlog. 
4: Nederland tijdens WO 1.
5: De vrede.

Slide 1 - Tekstslide

wie bij wie?
kies 2 antwoorden
A
Duitsland Oostenrijk Hongarije Turkse Rijk
B
Engeland Frankrijk Turkse Rijk
C
Duitsland Oostenrijk Hongarije Rusland
D
Engeland Frankrijk Rusland

Slide 2 - Quizvraag

Wie bij wie?

Slide 3 - Tekstslide

Geallieerden/triple entente
Engeland
Frankrijk
Rusland
(later ook U.S.A.)
Centralen/triple alliantie
Duitsland
Oostenrijk Hongarije
Turkse Rijk

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kwam het tot deze oorlog?
1. Wapenwedloop/militairisme
2. Nationalisme
3. Bondgenootschappen
4. imperialisme

Slide 5 - Tekstslide

oorzaak 1
wapenwedloop.

Als landen sterker willen zijn dan de ander.

Slide 6 - Tekstslide

oorzaak 2
nationalisme

Jouw eigen land is het belangrijkste en mag niet beledigd worden

Slide 7 - Tekstslide

oorzaak 3
Bondgenootschappen.

Landen hebben afspraken gemaakt om elkaar te helpen.

Slide 8 - Tekstslide

wat is nationalisme?
plaats een foto wat volgens jou met nationalisme te maken heeft

Slide 9 - Open vraag

welke uitleg past het best bij wapenwedloop
A
Ik probeer een nieuw wapen uit te vinden, want we komen niet verder in de oorlog.
B
Ik wil de sterkste zijn. Daarom koop ik steeds meer wapens.
C
Mijn land is het beste en heeft het beste leger.
D
Mijn vrienden komen mij toch helpen.

Slide 10 - Quizvraag

Waardoor ontstond de Eerste Wereldoorlog?
A
Door de dood van Frans Ferdinand kreeg iedereen ruzie
B
Landen hadden afspraken gemaakt om elkaar te helpen
C
De landen hadden heel veel wapens. Het moest fout gaan.
D
Een nationale trots, samen met een sterk leger en bondgenoten.

Slide 11 - Quizvraag

NATIONALISME
WAPEN
WEDLOOP
BONDGENOOT
SCHAPPEN
eigen volk eerst
als ik maar sterker ben dan de ander
Jouw vijand is mijn vijand.

Slide 12 - Sleepvraag

De oorlog
Door nieuwe technieken en fabrieken was de oorlog heel anders als men toen gewend was.



Slide 13 - Tekstslide

1870
Frans-Duitse oorlog
1914
de eerste wereldoorlog

Slide 14 - Tekstslide

De oorlog:
-treinvervoer
-mitrailleur
-handgranaat
-vlammenwerper
-gifgas
-tank
-vliegtuig

Slide 15 - Tekstslide

De oorlog (2)
Dus ontzettend veel vernietiging, gewonden en doden.

Slide 16 - Tekstslide

De 1e Wereldoorlog (kenmerken) 

1. loopgraven
2. nieuwe wapens
3. veel doden
4. totale oorlog
5. propaganda

Slide 17 - Tekstslide

Wat was een totale oorlog ook maar weer?
A
Hele land heeft last van de oorlog .
B
Iedereen vecht mee
C
Over de hele wereld wordt gevochten
D
Nieuwe wapens, veel land veroverd, veel doden.

Slide 18 - Quizvraag

Nederland tijdens de W.O. 1
-neutraal
-vluchtelingen
-dodendraad
-mobilisatie

Slide 19 - Tekstslide

Neutraal:
Je kiest geen partij.

Op deze manier probeerde Nederland uit de oorlog te blijven.
Met succes!

Slide 20 - Tekstslide

Vluchtelingen:
1.000.000. vluchtelingen.
Vooral Belgische burgers.


Maar ook Engelse, Duitse en Belgische soldaten die aan de oorlog wilden ontsnappen.

Slide 21 - Tekstslide

Dodendraad:
tegen smokkelen
en vluchten

Een hek tussen Belgie en Nederland dat onder hoogspanning staat.

Slide 22 - Tekstslide

Mobilisatie
Ook Nederland bereidt zich voor op oorlog. 

200.000 mannen worden opgeroepen voor het leger.

Het leger wordt sterk gemaakt.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Nederland tijdens WO1.
Welke is NIET juist?
A
mobilisatie vluchtelingen neutraal
B
dodendraad smokkelen geen partij kiezen
C
Neutraal Tegen Duitsland Dodendraad
D
vluchtelingen Het leger sterk maken geen partij kiezen

Slide 25 - Quizvraag

Noem 4 begrippen die horen bij:
Nederland tijdens WO1

Slide 26 - Open vraag

Wat betekent Neutraal
A
je leger op sterke maken.
B
je bent onpartijdig.
C
je bent tegen smokkelen.
D
Je vangt vluchtelingen op.

Slide 27 - Quizvraag

Wat had de meeste impact op de mensen in Nederland?
A
De vele vluchtelingen en de mobilisatie
B
De mobilisatie en het neutraal zijn.
C
De dodendraad en het neutraal zijn
D
De vluchtelingen en de dodendraad.

Slide 28 - Quizvraag

(In Nederland worden jaarlijks ongeveer 30.000 vluchtelingen toegelaten.)
Tijdens WO1: kwamen er 1.000.000 vluchtelingen naar Nederland
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

De vrede
welk land werd zwaar gestraft?
wat was die straf?
wat waren de gevolgen van die straf?

Slide 30 - Tekstslide

Welk land werd gestraft?


Duitsland

Slide 31 - Tekstslide

wat was die straf?



betalen
land afgeven
geen leger meer

Slide 32 - Tekstslide

gevolgen
werkloosheid, armoede

ontevreden en boze bevolking.
Politieke partij die anderen de schuld geeft wint verkiezingen

Nazi's (Hitlers partij)

Slide 33 - Tekstslide

welk land werd gestraft voor WO1?
A
Oostenrijk Hongarije
B
Duitsland
C
Rusland
D
Frankrijk

Slide 34 - Quizvraag

overzicht WO 1
1: Wie bij wie?                                                      (welke landen samen?)
2: De oorzaken van de oorlog.                      (N, W, B)
3: De oorlog.                                     (nieuwe wapens en de gevolgen)
4: Nederland tijdens WO 1.                                 (Neu..., mob..., vlu.......)
5: De vrede.                                                            (wie?, wat? gevolgen?)

Slide 35 - Tekstslide

Wat waren de gevolgen van die straf
A
Veel werkloosheid, armoede en de opkomst van Hitler
B
Betalingen, land afgeven, geen leger.
C
De opkomst van Hitler
D
Werkloosheid

Slide 36 - Quizvraag

Waaruit bestond de straf van Duitsland?
A
Werkloosheid, armoede en de opkomst van Hitler
B
werkloosheid
C
Betalingen, land afgeven, geen leger

Slide 37 - Quizvraag