Nederlands presentatie Interpunctie

Nederlands presentatie
Gemaakt door: Timo, Bauke, Tim, Jayden en Sascha
Datum: 5/2/2020
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenSpellingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands presentatie
Gemaakt door: Timo, Bauke, Tim, Jayden en Sascha
Datum: 5/2/2020

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
1. Punt
2. Dubbele punt
3. Komma
4. Uitroepteken en vraagteken
5. Aanhalingsteken
6. Einde

Slide 2 - Tekstslide

Punt
  • Wanneer gebruik je een punt?
  • Voorbeelden:
  1. De kast is erg stevig.
  2. enz. en m.u.v.
  • Wanneer gebruik je geen punt?
  • Voobeelden:
  1. Jan zei: 'ik ren altijd.'
  2. tv en btw

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een punt?
A
Aan het begin van een zin
B
Op de I
C
onder een uitroepteken
D
Aan het einde van een zin

Slide 4 - Quizvraag

Dubbele punt
  • Wanneer gebruik je de dubbele punt?
  • Voorbeelden
  1. Een triatlon bestaat uit drie delen: rennen, zwemmen en fietsen.
  2. Rijst koken werkt zo: "Je vult een pan met water en daarna gooi je er rijst bij."
  3. De man zei: “Dat is dan verraad.”

Slide 5 - Tekstslide

Hoe schrijf je een geciteerde zin met dubbele punt?
A
De zin begint met hoofdletter
B
Naast de hoofdletter is er een ' : ' en een hoofdletter bij de zin.
C
De zin begint met hoofdletter en er komt een ' : ' bij voor de geciteerde zin.
D
de zin heeft alleen een punt aan het einde dus geen hoofdletters

Slide 6 - Quizvraag

Komma
  • Wanner wel een komma?
  • Voorbeeld:
  1. Dat oude, grote boek.
  • Komma met 'die' 'dat'
  • Voorbeeld: 
  1. De kinderen, die graag naar buiten wilden, werden erg onrustig.
  2. De kinderen die graag naar buiten wilden, werden erg onrustig.
  • Uitzonderingen
  • Voorbeeld:
  1. 3,6 graden

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer komt er geen spatie achter de komma?
A
Achter een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
Achter een cijfer
C
Achter een zelfstandig naamwoord
D
Voor een zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Vraagteken & uitroepteken 
  • Waar moet een uitroepteken?
  • Voorbeeld:
  1. Hoe oud ben jij?
  2. Dat is echt super cool!
  • Waarom een uitroepteken of vraagteken?

Slide 9 - Tekstslide

Waar staat een vraagteken of uitroepteken in de zin?
A
Vooraan in de zin
B
Achter het onderwerp
C
Achteraan de zin
D
Voor het onderwerp

Slide 10 - Quizvraag

Aanhalingsteken
  • Waarom aanhalingstekens?Voorbeeld: 
  • Gert zei: “Hoe gaan we dat doen?”
  • Wanneer aanhalingstekens?

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
A
Wanneer je iets figuurlijk bedoeld
B
Wanneer je iets lichtelijk bedoeld
C
Wanneer je iets letterlijk bedoeld
D
Wanneer je iets manierlijk bedoeld

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide