zinsdelen benoemen

Wat is de pv?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
verdwaalde
B
toerist
C
vroeg
D
de weg
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is de pv?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
verdwaalde
B
toerist
C
vroeg
D
de weg

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het mv?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
- de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Tom wil zijn aantekeningen verkopen aan de hoogste bieder.
MV =
A
aantekeningen
B
verkopen
C
Tom
D
aan de hoogste bieder

Slide 6 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp is:
Wil jij je jas even aan de kapstok hangen?
A
jij
B
je jas
C
aan de kapstok
D
geen meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Op zondag lopen er veel mensen in het bos.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
De boswachter heeft mooie verhalen verteld.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Wendy heeft hem een mooi cadeau gegeven.
A
heeft gegeven
B
Wendy
C
een mooi cadeau
D
hem

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin?
Vastberaden stond het jongetje naast zijn moeder op het podium.
A
Vastberaden
B
het jongetje
C
zijn moeder
D
stond

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin? Ik ga Alberto mijn oude fiets verkopen.
A
Alberto
B
Ik
C
mijn oude fiets
D
ga verkopen

Slide 12 - Quizvraag

In de lente beginnen alle vogels een nest te maken voor hun jongen.
Wat is het onderwerp?
A
voor hun jongen
B
beginnen
C
alle vogels
D
een nest

Slide 13 - Quizvraag

In de lente beginnen alle vogels een nest te maken voor hun jongen.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
voor hun jongen
B
beginnen
C
alle vogels
D
een nest

Slide 14 - Quizvraag

In de lente beginnen alle vogels een nest te maken voor hun jongen.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
voor hun jongen
B
beginnen
C
alle vogels
D
een nest

Slide 15 - Quizvraag

De boer geeft de paarden hooi.

MV =
A
De boer
B
geeft
C
de paarden
D
hooi

Slide 16 - Quizvraag