Les 1 § 4.2 (1HVE)
1 / 48
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
In Nigeria zijn de verschillen tussen arm en rijk.....
A
groot
B
klein
Slide 7 - Quizvraag
In Nigeria zijn de verschillen tussen arm en rijk.....
A
groot
B
klein
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
De wereld kunnen we verdelen in het (1) noorden en het (2) zuiden.
A
(1) = rijke en (2) = arme
B
(1) = arme en (2) = rijke
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Sinds 1990 is het aantal mensen dat in armoede leeft.....
A
gelijk gebleven
B
gestegen
C
gedaald
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
De armoedegrens is in elk land gelijk. Goed of fout?
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quizvraag
In rijkere landen zijn de kosten voor levensonderhoud.....dan in armere landen.
A
hoger
B
lager
Slide 17 - Quizvraag
Waar wordt bij de armoedegrens geen rekening mee gehouden?
A
voedsel
B
huisvesting
C
bezit van een auto
D
kleding
Slide 18 - Quizvraag
De scharreleconomie is kenmerkend voor....
A
de arme landen
B
de rijke landen
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
In ......landen krijg je als je werkloos bent een uitkering.
A
de arme landen
B
de rijke landen
Slide 21 - Quizvraag
ontwikkelingslanden is een andere naam voor de
A
de arme landen
B
de rijke landen
Slide 22 - Quizvraag
In arme landen werken ......mensen in de landbouw.
A
veel
B
weinig
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
In veel arme landen is de onderwijssituatie.....
A
wel goed
B
slecht
Slide 25 - Quizvraag
Onderwijs is.....
A
noodzakelijk voor een goede toekomst
B
niet nodig voor een goede toekomst
Slide 26 - Quizvraag
In rijke landen werken de meeste mensen in de .....
A
landbouw
B
laagwaardige industrie
C
hoogwaardige industrie
D
dienstverlening
Slide 27 - Quizvraag
In arme landen werken de meeste mensen in de .....
A
landbouw
B
laagwaardige industrie
C
hoogwaardige industrie
D
dienstverlening
