Hoofdstuk 10.2 Hefbomen K4 les 2

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H10 Werktuigen
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Tekstslide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Tekstslide

H10: Werktuigen
Introductie
§ 10.1 Krachten

§ 10.2 Hefbomen
§ 10.3 Katrollen en takels
§ 10.4 Druk

Slide 5 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik 
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 7 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 8 - Woordweb

Terugblik
  1. Je kunt beschrijven welke effecten krachten op een voorwerp kunnen hebben.
  2. Je kunt de grootte van een kracht meten met een geschikte krachtmeter.
  3. Je kunt een kracht tekenen als een vector, volgens een gegeven krachtenschaal.
  4. Je kunt de krachten benoemen die in een gegeven situatie op een voorwerp werken.
  5. Je kunt de zwaartekracht berekenen die op een voorwerpt werkt.
  6. Je kunt beredeneren of twee magnetische voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.
  7. Je kunt beredeneren of twee elektrisch geladen voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.

Slide 9 - Tekstslide

Wat hoeft een krachten tekening NIET te hebben?
A
Lengte
B
Dikte
C
Aangrijpingspunt
D
Richting

Slide 10 - Quizvraag

Je wilt een kracht tekenen van 30 N.
De schaal is 1 cm = 5N
Hoelang wordt de pijl?
A
5 cm
B
30 cm
C
150 cm
D
6 cm

Slide 11 - Quizvraag

Je kan een kracht tekenen als een pijl
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Je moet een kracht tekenen met een grootte van 600 N.

Welke krachtenschaal is het handigst?
A
1 cm ≙ 0,1 N
B
1 cm ≙ 1 N
C
1 cm ≙ 10 N
D
1 cm ≙ 100 N

Slide 13 - Quizvraag

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 14 - Quizvraag

KRACHTEN TEKENEN WE ALS
A
EEN STREEP
B
EEN PUNT
C
EEN PIJL
D
EEN VIERKANT

Slide 15 - Quizvraag

Kracht is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 16 - Quizvraag

De eenheid van kracht is..........

Slide 17 - Open vraag

Welke kracht is een tegenwerkende krachten?
A
Spierkracht
B
Voortstuwende kracht
C
Luchtwrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 18 - Quizvraag

Kracht A is 250N en Kracht B is 400N.
Wat is de resultante kracht als beide krachten in dezelfde richting werken?
A
150 N
B
650 N
C
-150 N
D
-650 N

Slide 19 - Quizvraag

Leerdoelen 10.2 Hefbomen
  1. Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
  2. Je kunt bij werktuigen beschrijven hoe je met een kleine kracht een grote kracht uitoefent.
  3. Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.
  4. Je kunt verschillende soorten hefbomen herkennen.

Slide 20 - Tekstslide

Hefbomen gebruiken
Veel werktuigen of gereedschappen die je elke dag gebruikt zijn hefbomen.
Hefbomen helpen je om meer kracht uit te oefenen.
Bijv: koevoet 
Zoals elke hefboom heeft een koevoet een draaipunt
In de afb. is dat draaipunt aangegeven met een rode stip
Soms zet je er dan de letter D of P bij.
In de situatie van de koevoet heb je te maken met twee krachten.
De spierkracht werkt op het uiteinde van de koevoet, ver van het 
draaipunt. Hierdoor oefent de koevoet een kracht uit op de spijker,
dicht bij het draaipunt. 
De kracht op de spijker is veel groter dan de spierkracht.

Slide 21 - Tekstslide

De arm van een kracht
De arm van een kracht is de afstand tot het draaipunt. 
Eerst teken je het draaipunt van de hefboom.
Dat is hier met een rode stip gedaan. 
Daarna teken je de kracht. Nu kun je de afstand van de kracht tot het draaipunt bepalen.
       De arm staat altijd loodrecht op de 
          lijn waarlangs de kracht werkt 
(de werklijn). 

Slide 22 - Tekstslide

De kracht vergroten
Als je een hefboom gebruikt, zijn er twee krachten van belang.
Je eigen kracht: werkkracht.
De hefboom oefent hierdoor een kracht uit op
een ander voorwerp.
Die kracht noem je de last.
Bij bijna alle hefbomen is ervoor gezorgd dat 
de werkarm groot is en de lastarm klein.
de werkarm acht keer zo groot als de lastarm.

Slide 23 - Tekstslide

De kracht vergroten
Bij bijna alle hefbomen is ervoor gezorgd dat 
de werkarm groot is en de lastarm klein.
De last is daardoor acht keer zo groot als de 
werkkracht. 

De algemene regel voor hefbomen is:
Als de werkarm n keer zo groot is als de 
lastarm, is de last n keer zo groot als de werkkracht.

de werkarm acht keer zo groot als de lastarm.

Slide 24 - Tekstslide

Soorten hefbomen
Een koevoet is een voorbeeld van een enkele hefboom, net als een steeksleutel en een bandenlichter.
Tangen en scharen bestaan uit twee 
hefbomen die om hetzelfde draaipunt             
draaien.

Dubbele hefboom: 
de ene hefboom is oranje, de andere is blauw.
De beide hefbomen draaien 
rond de rode stip: het draaipunt.

Slide 25 - Tekstslide

Soorten hefbomen
Bij veel hefbomen ligt het draaipunt tussen de werkkracht en de last. Maar er zijn ook hefbomen waarbij het 
draaipunt aan het uiteinde zit. 
Dat zie je bij de notenkraker in afb5. 

De last ligt hier tussen de werkkracht en 
het draaipunt (P).

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Met de notenkraker in afbeelding 5 vergroot je je spierkracht.
Bereken hoeveel keer de werkkracht wordt vergroot.

Gegevens:
lastarm = 6 cm
werkarm = 15 cm

Gevraagd: 
vergroting van de werkkracht = ?
uitwerking
15/6=2,5





De werkarm is =  2,5× groter dan de lastarm.
De werkkracht wordt dus 2,5× vergroot.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak opdracht: van paragraaf 10.2 Hefbomen
1 t/m 12

Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
14:00

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 10.2 Hefbomen
1 t/m 12
Je mag samenwerken!

Slide 29 - Tekstslide

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 30 - Woordweb

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 31 - Woordweb

Samenvatting

Slide 32 - Tekstslide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
  2. Je kunt bij werktuigen beschrijven hoe je met een kleine kracht een grote kracht uitoefent.
  3. Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.
  4. Je kunt verschillende soorten hefbomen herkennen.

Slide 33 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 37 - Tekstslide