H10 werktuigen

H10 werktuigen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

H10 werktuigen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.1 Krachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.1 leerdoelen
  • Je kunt de uitwerkingen van een kracht benoemen.
  • Je kunt verschillende soorten krachten herkennen.
  • Je kunt de werking en toepassing van verschillende soorten krachten beschrijven.
  • Je kunt drie onderdelen van een krachtpijl benoemen.
  • Je kunt de grootte van een kracht berekenen met een formule.
  • Je kunt een kracht tekenen door gebruik te maken van een formule.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De uitwerking van een kracht
  • Een kracht kan de snelheid veranderen.

  •  Een kracht kan de richting veranderen.


  • Een kracht kan de vorm veranderen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten krachten
  • Spierkracht -> de kracht die je gebruikt om iets uit te rekken of weg te duwen 

  • Veerkracht -> Ontstaat als je veerachtig materiaal indrukt. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten krachten
  • Spankracht -> De kracht die aanwezig is in een strakgespannen touw, kabel of ketting.
  • Wrijvingskracht -> Ontstaat als twee oppervlakten over elkaar schuiven. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten krachten
  • Magnetische kracht -> Kracht die een magneet uitoefent op een andere magneet, ijzer, staal en nikkel.

  • Elektrische kracht -> Kracht die een elektrisch geladen voorwerp uitoefent doordat het geladen is. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten krachten
Zwaartekracht ->

Kracht waarmee de aarde aan je trekt en aan alles om je heen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Krachten tekenen
Schaal
Grootte
richting 
aangrijpingspunt

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krachtenschaal
  • 1 cm = 100 N
  • Hoe groot is de zwaartekracht van de man?

Slide 11 - Tekstslide

7,8 cm x 100 = 780 N

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.2 Krachten meten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.2 Leerdoelen
10.2.1 Je kunt apparaten benoemen waarmee je krachten kunt meten.
10.2.2 Je kunt een krachtmeter aflezen.
10.2.3 Je kunt berekeningen maken met massa en zwaartekracht.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiraalmeter
Hoe meer blokjes je aan de veer hangt --> Hoe groter de uitrekking is. 

De uitrekking is X. Van de Nulstand tot dat hij is uitgerekt. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krachtmeter
  • Krachten meet je met een krachtmeter.
  • In een krachtmeter zit een veer. 

Wie heeft de sterkste veer?

Slide 27 - Tekstslide

De meest rechter veer is het sterkst, dit komt doordat deze een groter met bereik heeft. 
Hoe meet je een kracht?
  • Deze houd je verticaal 
  • De kracht meter niet bewegen
  • De krachtmeter aflezen met je ogen op de hoogte van de aanwijsstreep.

Slide 28 - Tekstslide

Bij deze dia krijg je een demo van de docent over het meten met een veerunster. 
Krachtsensor
Ook wel een digitale krachtmeter

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwaartekracht
Kracht geef je aan met de letter '𝐹' (Force). 
De eenheid is Newton (N). 

Zwaartekracht (𝐹𝑧):
De kracht waarmee de aarde aan alle voorwerpen trekt. 
De zwaartekracht teken je altijd naar beneden.

𝑍𝑤𝑎𝑎𝑟𝑡𝑒𝑘𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡=𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑥 10




Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Massa uitrekenen
Een weegschaal is een krachtmeter. De weegschaal zet zwaartekracht (N) om in kg



massa = zwaartekracht : 10

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
opdracht 1 t/m 23
bladzijde 25 t/m 35

-> Zodra iedereen gemaakt heeft komen de antwoorder erbij

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hier komen later de antwoorden van 10.2

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.3 Hefbomen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.3 leerdoelen
10.3.1 Je kunt voorbeelden noemen van hefbomen.
10.3.2 Je kunt van een hefboom het draaipunt, de werkarm en de lastarm benoemen.
10.3.3 Je kunt uitleggen hoe een hefboom de kracht vergroot.
10.3.4 Je kunt de krachtvergroting berekenen van een hefboom.
10.3.5 Je kunt soorten hefbomen van elkaar onderscheiden.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kracht vergroten

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kracht vergroten
  • Om je kracht te vergroten gebruik je een werktuig.
  • Met een breekijzer kun je meer kracht zetten dan met je blote handen. 
  • Die kracht is wel twintig keer groter.
  • Deze kracht noem je de werkkracht. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kracht vergroten
Een hefboom heeft een lange arm en een korte arm.
  • Om je kracht te vergroten gebruik je een werktuig.
  • De plank is hier een hefboom
  • De hefboom heeft een lange arm, een korte arm en een draaipunt
  • Op de lange arm oefent Rodney een kracht uit. 
  • Deze kracht noem je de werkkracht. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kracht vergroten
Een hefboom heeft een lange arm en een korte arm.
  • De lange arm is de afstand tussen het werkpunt en het draaipunt. 
  • Deze afstand noem je de werkarm

  • De korte arm is de afstand tussen het lastpunt en het draaipunt. 
  • Deze afstand noem je de lastarm.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krachtvergroting berekenen
Een band uit een velg lichten.
  • Hij gebruikt een bandenlichter als hefboom. 
  • Door de bandenlichter kan hij meer     kracht uitoefenen op de band (afb 5). 
  • De bandenlichter draait op de velg. 
  • Dat is het draaipunt (P). 
  • De fietsenmaker duwt op het     krachtpunt.
  • Bij hefbomen zorg je ervoor dat de werkarm groot is en de lastarm klein.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krachtvergroting berekenen
Een band uit een velg lichten.
  • De krachtvergroting bereken je met   de formule:
  • krachtvergroting = werkarm : lastarm

  • Weet je hoe groot de werkkracht is, dan kun je uitrekenen hoe groot de last is met de formule:
  • last = werkkracht × krachtvergroting



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldopdracht 1
Met de bandenlichter in afbeelding 5 vergroot je je spierkracht.
Bereken hoeveel keer de werkkracht wordt vergroot.

gegevens:
werkarm = 8 cm
lastarm = 1 cm

gevraagd:
krachtvergroting = ?



  • Uitwerking
  • krachtvergroting = werkarm : lastarm
  • krachtvergroting = 8 : 1 = 8
  • De werkkracht wordt dus 8× vergroot.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldopdracht 2
Een fietsenmaker duwt met een kracht van 110 N tegen de bandenlichter in afbeelding 5. Bereken hoe groot de last is.



gegevens:
werkkracht = 110 N
krachtvergroting = 8

gevraagd:
last = ?

  • Uitwerking
  • last = werkkracht × krachtvergroting
  • last = 110 × 8 = 880 N
  • De last is dus 880 N.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele hefbomen
Een bandenlichter, koevoet en een steeksleutel zijn voorbeelden van een enkele hefboom.

Tangen en scharen bestaan uit twee 
hefbomen die om hetzelfde draaipunt             
draaien. 
Dubbele hefboom: 
     de ene hefboom is oranje, de andere is blauw.
De beide hefbomen draaien 
rond de rode stip: het draaipunt.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hefbomen met het draaipunt aan het uiteinde
  • Bij veel hefbomen ligt het draaipunt   tussen  de werkkracht en de last. 
  • Maar er zijn ook hefbomen waarbij het     draaipunt aan het uiteinde zit.
  • Dat zie je bij de notenkraker.
  • De last ligt hier tussen de werkkracht en   het draaipunt (P).

  • krachtvergroting = werkarm : lastarm

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldopdracht 3
Met de notenkraker in afb 8 vergroot je je spierkracht.
Bereken hoeveel keer de werkkracht vergroot wordt.
gegevens
werkarm = 15 cm
lastarm = 6 cm
gevraagd
krachtvergroting = ?


Uitwerking:
  • krachtvergroting = werkarm : lastarm
  • krachtvergroting = 15 : 6 = 2,5
  • De werkkracht wordt dus 2,5× vergroot.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Opdracht 1 t/m 15 

LET OP MAANDAG GAAN WE MATERIALEN HERHALEN
DINSDAG HEB JE PTA Materialen!!!

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies