Pecha Kucha

Welkom 3Hc!

Pecha Kucha


Spreekvaardigheid
Nederlands
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3Hc!

Pecha Kucha


Spreekvaardigheid
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat een Pecha Kucha is en wat de AUB-methode is.

  • kun je uitleggen waar je op moet letten als jij je presentatie afstemt op je publiek.

  • kun je argumenten bij een stelling verzinnen volgens de AUB-methode. 

  • kun je zelfstandig een Pecha Kucha maken waarbij je als doel hebt iemand te overtuigen. 

Slide 2 - Tekstslide

Video
-
Wat is een Pecha Kucha en waar moet je opletten?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Leg uit wat een Pecha Kucha is en geef aan waar je op moet letten.

Slide 6 - Open vraag

Stappenplan
  1. Kies of bedenk je stelling.

  2. Bedenk argumenten bij je stelling (werk volgens de AUB-methode).

  3. Bedenk wat je tijdens de inleiding en het slot wilt zeggen (dan ben je zelf in beeld).

  4. Schrijf dat wat je wilt zeggen volledig uit (meet de tijd).

  5. Zoek passende afbeeldingen bij je middenstuk. 

  6. Opnemen en monteren.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een argument?
  • Een argument is een reden waarom je iets vindt. Een uitleg bij je mening.

  • Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt dan kun je als uitleg geven:
    'ik wil niet naar buiten omdat het regent' of 'het regent, daarom wil ik niet naar buiten'. 

  • Het argument is dan: het regent.

Slide 8 - Tekstslide

signaalwoorden
  • De woorden 'omdat' en 'want' staan aan het begin van een argument.
    Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

  • De woorden 'daarom' en 'dus' komen juist na een argument
    Voorbeeld: Mijn nichtje is nog klein, daarom begrijpt ze niet alles wat ik zeg.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je een goed argument?

  • In een debat is het belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Dat doe je door het nemen van drie stappen:

  1. Zeg je wat het argument (A) is, 
  2. Leg je het argument uit (U) 
  3. Geef een voorbeeld. Bijvoorbeeld... (B)

  • Je kunt dat onthouden met het ezelsbruggetje AUB...

Slide 10 - Tekstslide

AUB-methode

  1. Argument: je noemt je argument.

  2. Uitleg: je geeft uitleg bij het argument. Dit kun je doen door twee stappen te volgen:
    1. Leg uit waarom het zo is. 2. Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is.

  3. Bijvoorbeeld: Een voorbeeld dat je argument duidelijker maakt.
    Dit kunnen ook cijfers of feiten zijn die je op het internet hebt opgezocht.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Als je AUB gebruikt om een argument voor de stelling...

  • 'Schooluniformen moeten worden verplicht.'

  • ...uit te leggen, ziet dit er zo uit:

Slide 12 - Tekstslide

'Schooluniformen moeten worden verplicht'
Argument: 
Het dragen van schooluniformen zorgt ervoor dat er minder gepest wordt.

Uitleg: 
Vaak wordt iemand gepest, omdat hij er anders uit ziet. Met een schooluniform ziet iedereen er hetzelfde uit en valt die reden weg. Dat is goed, want pesten heeft grote en nare gevolgen.

Bijvoorbeeld: 
Het is bekend dat gepeste kinderen minder gelukkig zijn en soms zelfs depressief. Kijk maar naar het nieuws; sommige gepeste kinderen willen zelfs niet meer leven.

Slide 13 - Tekstslide

Spreekdoelen
  • Amuseren: een aansprekend verhaal vertellen.

  • Informeren: feiten geven in plaats van meningen.

  • Instrueren: uitleg in stappen.

  • Overtuigen: mening geven met argumenten.

Slide 14 - Tekstslide

Video
-
Wat zijn de spreekdoelen van Pieter Derks?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat zijn de spreekdoelen van Pieter Derks?
A
Vermaken en overtuigen
B
Informeren en overtuigen
C
Instrueren en vermaken
D
Vermaken en tot handelen aanzetten

Slide 17 - Quizvraag

Waar let je op als je
een boodschap afstemt
op je publiek?

Slide 18 - Woordweb

Boodschap afstemmen op publiek
  • Voorkennis: wat weet het publiek al over dit onderwerp?

  • Interesse: wat zouden ze graag willen weten?

  • Voorbeelden: welke voorbeelden spreken dit publiek aan?

  • Taalgebruik: begrijpt je publiek wat je zegt en voelen ze zich serieus genomen?
Spreek een onbekend publiek altijd met ‘u’ aan, ook als het leeftijdsverschil klein is.
Vind je dat onnatuurlijk? Vraag dan toestemming om te tutoyeren (jij- en je zeggen).

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen formele en informele taal?

Slide 20 - Open vraag

Informeel en formeel
  • In een persoonlijk gesprek of als je tegen een bekend publiek spreekt gebruik je informele taal (Spreek aan met 'je' en 'jij').

  • Als je gesprek een zakelijk doel heeft, pas dan de woordkeus aan en gebruik formele taal (spreek aan met 'u', 'meneer/mevrouw').

Slide 21 - Tekstslide

Tips
  • Bij de inleiding en het slot ben je zelf in beeld, maar bij het middenstuk niet. Schrijf de tekst dus uit, dan kan je het gewoon voorlezen.

  • Zorg dat je duidelijk en overtuigend spreekt.

  • Oefen eerst voor je gaat opnemen (tijd + tips?).

  • Zorg voor een sterke inhoud en een goede vorm.

  • Controleer de inhoud (of laat die controleren).

  • Bedenk goed wie je publiek is. 

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat een Pecha Kucha is en wat de AUB-methode is.

  • kun je uitleggen waar je op moet letten als jij je presentatie afstemt op je publiek.

  • kun je argumenten bij een stelling verzinnen volgens de AUB-methode. 

  • kun je zelfstandig een Pecha Kucha maken waarbij je als doel hebt iemand te overtuigen. 

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 24 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 25 - Open vraag