1. Gooi de dobbelsteen
2. Vraag: Koop jij een............. (hier zeg je wat er bij je nummer staat, bijvoorbeeld: je gooit 2, dan vraag je: Koop jij een trui?)
Moeilijk: koop jij een blauwe bril, groene trui?
3. Antwoord: Ja, ik koop een trui of ik koop niet een trui
4. Je zegt: Zij koopt een trui of zij koopt niet een trui