Lidwoorden Kapitel 2 - GT2

Opstart
Pak je laptop erbij
Ga naar LessonUp


Grammatik: der, die, das
Woorden
  
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opstart
Pak je laptop erbij
Ga naar LessonUp


Grammatik: der, die, das
Woorden
  

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de blauwe vakjes naar de rode
Wat hoort bij elkaar?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een "-e", "heit" "keit" "schaft" "ung" zijn:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 4 - Quizvraag

Welk lidwoord komt er voor de dagen in het Duits?
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 5 - Quizvraag

Welk lidwoord krijg je voor 'Winter' 'Herbst' 'Sommer' 'Frühling'
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 6 - Quizvraag

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 7 - Quizvraag

Vrouwelijke personen/dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 8 - Quizvraag

Mannelijke personen/dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 9 - Quizvraag

......... Freundschaft
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quizvraag

........ Freund
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quizvraag

...... Büchlein
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 12 - Quizvraag

...... Gründung
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 13 - Quizvraag

...... Sportler
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 14 - Quizvraag

...... Eltern
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 15 - Quizvraag

...... Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 16 - Quizvraag

..... Sportlerin
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 17 - Quizvraag

.... Kinder

Slide 18 - Open vraag

..... Bruder

Slide 19 - Open vraag

.... Mandarine

Slide 20 - Open vraag

..... Buch

Slide 21 - Open vraag

.... Schokolade

Slide 22 - Open vraag

Brot (o)
Käse(m)
Nudeln (mv)
Pizza (v)
die (mv)
das
die
der

Slide 23 - Sleepvraag

... Mann
A
die
B
das
C
der

Slide 24 - Quizvraag

... Tante
A
die
B
das
C
der

Slide 25 - Quizvraag

... Schuhe (mv)
A
die
B
das
C
der

Slide 26 - Quizvraag

... Bruder
A
ein
B
eine

Slide 27 - Quizvraag

... Haus (het)
A
ein
B
eine

Slide 28 - Quizvraag

...... Opa
A
ein
B
eine

Slide 29 - Quizvraag

..... Sängerin
A
ein
B
eine

Slide 30 - Quizvraag

..... Buch
A
ein
B
eine

Slide 31 - Quizvraag

..... Fragen
A
kein
B
keine

Slide 32 - Quizvraag

... Mutter
A
ein
B
eine

Slide 33 - Quizvraag

... Socken
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 34 - Quizvraag

.... Buch

Slide 35 - Open vraag

.... Katze (een)

Slide 36 - Open vraag

.... Tier

Slide 37 - Open vraag

.... Spinne

Slide 38 - Open vraag

.... Lehrerin (lerares)

Slide 39 - Open vraag

.... Onkel

Slide 40 - Open vraag

.... Pferd (paard)

Slide 41 - Open vraag

.... Sprache
.... Lehrer
.... Schaf
.... Kinder
die
das
die (meervoud)
der

Slide 42 - Sleepvraag

Dus:
mannelijke woorden krijgen der/ein als lidwoord.
vrouwelijke woorden krijgen die/eine als lidwoord.
onzijdige woorden krijgen das/ein als lidwoord.
woorden in het meervoud krijgen die/keine als lidwoord. 


Slide 43 - Tekstslide

Blooket
Ga naar www.play.blooket.com 
Woorden Lektion 1+2 van K2

Slide 44 - Tekstslide