2.4 - Geld moet rollen

Welkom  
economen!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 2
4 mavo
Paragraaf 4 - Geld moet rollen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat zijn de functies van geld?
  • Wat is giraal en wat is chartaal geld?
  • Een nieuw saldo kunnen berekenen.
  • De rol van banken in het betalingsverkeer kunnen noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geldfuncties
  1. Ruilmiddel = Je koopt een product of dienst  
  2. Rekenmiddel = Je kunt prijzen vergelijken of een waarde bepalen 
  3. Spaarmiddel = Als je geld spaart


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe koop je iets?
Door het te ruilen voor een ander product (dit gebeurde vooral vroeger) = directe ruil.

Door er geld voor te betalen = indirecte ruil
  • Dit kan contant (met briefjes en munten) = chartaal geld
  • Dit kan elektronisch (met pinpas, mobiel etc.) = giraal geld

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Slide 6 - Quizvraag

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten
Giraal geld = betaalrekening of bankrekening
Directe ruil = product tegen ander product ruilen
Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een product kost in de winkel € 1,99.
Geld heeft hier de functie van
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
Betaalmiddel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb op mijn bankrekening €50. Ik ga naar de bank en pin €25. Wat gebeurt er met mijn geldhoeveelheid?
A
Giraal stijgt, chartaal stijgt
B
Giraal stijgt, chartaal daalt
C
Giraal daalt, chartaal stijgt
D
Giraal daalt, chartaal daalt

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Koopruil
D
Inflatie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Girale ruil
D
Chartale ruil

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom willen mensen chartaal betalen?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom willen mensen giraal betalen?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betaal jij liever chartaal of giraal geef een argument voor je mening!

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rol van banken (bij geld)
Banken hebben een belangrijke taak in het betalingsverkeer. 
Ze verbinden tussen:

  • vraag naar geld (lenen)
  • aanbod van geld (sparen)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de rente stijgt dan:
A
stijgt het aanbod van geld en daalt de vraag.
B
stijgt het aanbod van geld en stijgt de vraag.
C
stijgt de vraag naar geld en daalt de vraag.
D
stijgt vraag van geld en stijgt de vraag.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Creditsaldo
  • In de plus
  • Positief saldo
Debetsaldo
  • 'In de min'
  • Negatief saldo
  • Rood staan


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
------------
Nieuw saldo

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent rood staan?
A
een credit saldo
B
een debet saldo

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat zijn de functies van geld?
  • Wat is giraal en wat is chartaal geld?
  • Een nieuw saldo kunnen berekenen.
  • De rol van banken in het betalingsverkeer kunnen noemen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies